X bv exploiteert een tuincentrum. X bv beschikt over kassasystemen waarmee de omzet in hoog/laag BTW-tarief wordt gesplitst. Rechtbank Haarlem oordeelt dat X niet de forfaitaire methode heeft gebruikt. X bv slaagt ook niet in het bewijs dat haar berekeningen inzake de splitsing juist zijn. De naheffing blijft daarom in stand, evenals de vergrijpboete van 25% wegens grove schuld, en de verzuimboete van 10% voor een andere correctie. De boetes worden wel gematigd met 10%, aangezien de redelijke termijn is overschreden. In hoger beroep is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil de correctie inzake de splitsing tussen leveringen verricht tegen het verlaagde tarief en leveringen verricht tegen het algemene tarief voor de heffing van omzetbelasting.
Hof Amsterdam (MK II, 23 mei 2013, 11/00408, V-N 2013/42.12) oordeelt dat X bv aannemelijk maakt dat zij erop mocht vertrouwen dat de naheffing door de inspecteur zou worden afgedaan op basis van de door X bv in 2009 toegepaste stickermethode. In juni tot en met september 2009 markeerde X bv haar artikelen handmatig met kleurenstickers. De kleur van de stickers zou het BTW-tarief aanduiden. De inspecteur stelt thans vergeefs dat zij de destijds door haar opgevraagde stukken nooit heeft ontvangen. Het is ook niet aannemelijk dat X bv met de stickermethode te kwader trouw was. De naheffing wordt daarom met € 46.157 verminderd tot € 51.701. De vergrijpboete van 25% c.q. een verzuimboete van 10% is passend en geboden. X bv stelt ten onrechte dat zij de forfaitaire splitsing toepaste op advies van haar gerenommeerde belastingadviseur. De instructie zou namelijk door haar eigen directeur, de heer B, zijn gegeven. Het beroep van X bv is deels gegrond. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 9
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 juni