X Combinatie vof wordt medio 2005 opgericht. Haar vennoten zijn X bv en Y bv. De heer X, belanghebbende, fungeert in persoon als feitelijk bestuurder van X bv. De bestuurder van X bv is X Beheer bv, waarvan X de bestuurder is. In februari 2006 verzoekt X namens de vof de ontvanger om een betalingsregeling. Op aangeven van de ontvanger doet de vof vervolgens een melding van betalingsonmacht. In september 2007 gaan de vof, X bv en Y bv failliet. In geschil is of X terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden van de vof. De desbetreffende beschikking heeft als dagtekening 21 april 2008. Pas in juli 2008 reageert de oud-gemachtigde van X hierop. Hij wijst onder meer op de onjuiste tenaamstelling van de vof en het feit dat X niet rechtstreeks, doch middellijk bestuurder van de vof was. De ontvanger neemt op 1 augustus 2008 een nieuwe beschikking met handhaving echter van de oude dagtekening. Volgens Rechtbank Arnhem is het bezwaar van X d.d. 11 september 2008 niet-ontvankelijk. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem (MK I, 24 april 2012, 10/00328,V-N 2012/37.2.4) oordeelt dat tegen een nieuwe voor bezwaar vatbare beschikking – onder herroeping van een eerdere beschikking – steeds binnen zes weken na de bekendmaking van de nieuwe beschikking bezwaar kan worden gemaakt. Voor de rechtsgeldigheid van de aansprakelijkstelling maakt het niet uit dat de officiële naam "X-Bouw Combinatie vof" is. Er is namelijk sprake van een kennelijke verschrijving en er kan redelijkerwijs bij X geen twijfel hebben bestaan voor welke belastingschulden hij aansprakelijk is gesteld. Aangezien de vof werd bijgestaan door een accountants- en belastingadviesbureau, dat bekend moet worden verondersteld te zijn met de juiste werking van art. 33 en art. 36 Inv. 1990, maakt het niet uit dat de ontvanger X onjuist heeft voorgelicht. De vof is geen lichaam met rechtspersoonlijkheid, zodat de melding van betalingsonmacht niet van toepassing is. X maakt vervolgens niet aannemelijk dat het niet aan hem is te wijten dat de belasting niet is betaald. Zo is bewust voorrang gegeven aan zakelijke concurrente crediteuren en werknemers, waaronder X zelf. Het beroep van X is deels gegrond, aangezien de aansprakelijkstelling inmiddels door de ontvanger is verminderd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hoge Raad
Editie: 13 september