Hof Arnhem oordeelt in hoger beroep dat tegen een nieuwe voor bezwaar vatbare beschikking – onder herroeping van een eerdere beschikking – steeds binnen zes weken na de bekendmaking van de nieuwe beschikking bezwaar kan worden gemaakt. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

X Combinatie vof wordt medio 2005 opgericht. Haar vennoten zijn X bv en Y bv. De heer X, belanghebbende, fungeert in persoon als feitelijk bestuurder van X bv. De bestuurder van X bv is X Beheer bv, waarvan X de bestuurder is. In februari 2006 verzoekt X namens de vof de ontvanger om een betalingsregeling. Op aangeven van de ontvanger doet de vof vervolgens een melding van betalingsonmacht. In september 2007 gaan de vof, X bv en Y bv failliet. In geschil is of X terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden van de vof. De desbetreffende beschikking heeft als dagtekening 21 april 2008. Pas in juli 2008 reageert de oud-gemachtigde van X hierop. Hij wijst onder meer op de onjuiste tenaamstelling van de vof en het feit dat X niet rechtstreeks, doch middellijk bestuurder van de vof was. De ontvanger neemt op 1 augustus 2008 een nieuwe beschikking met handhaving echter van de oude dagtekening. Volgens Rechtbank Arnhem is het bezwaar van X d.d. 11 september 2008 niet-ontvankelijk. X gaat in hoger beroep.

Hof Arnhem (MK I, 24 april 2012, 10/00328,V-N 2012/37.2.4) oordeelt dat tegen een nieuwe voor bezwaar vatbare beschikking – onder herroeping van een eerdere beschikking – steeds binnen zes weken na de bekendmaking van de nieuwe beschikking bezwaar kan worden gemaakt. Voor de rechtsgeldigheid van de aansprakelijkstelling maakt het niet uit dat de officiële naam "X-Bouw Combinatie vof" is. Er is namelijk sprake van een kennelijke verschrijving en er kan redelijkerwijs bij X geen twijfel hebben bestaan voor welke belastingschulden hij aansprakelijk is gesteld. Aangezien de vof werd bijgestaan door een accountants- en belastingadviesbureau, dat bekend moet worden verondersteld te zijn met de juiste werking van art. 33 en art. 36 Inv. 1990, maakt het niet uit dat de ontvanger X onjuist heeft voorgelicht. De vof is geen lichaam met rechtspersoonlijkheid, zodat de melding van betalingsonmacht niet van toepassing is. X maakt vervolgens niet aannemelijk dat het niet aan hem is te wijten dat de belasting niet is betaald. Zo is bewust voorrang gegeven aan zakelijke concurrente crediteuren en werknemers, waaronder X zelf. Het beroep van X is deels gegrond, aangezien de aansprakelijkstelling inmiddels door de ontvanger is verminderd. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 6:6

Invorderingswet 1990 36

Invorderingswet 1990 33

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering

Instantie: Hoge Raad

Editie: 13 september

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen