In 2000 zijn gelijktijdig veertig film-cv's opgericht. Beherend vennoot van deze cv's is A bv. De cv's hebben als doel het produceren of het voor hun rekening doen produceren van één speelfilm voor vertoning en het exploiteren van de filmrechten. In 2001 stelt de landelijke contactinspecteur echter vast dat diverse cv's geen films in eigen onderneming hebben voortgebracht en dat zij in feite slechts kant en klare films uit het buitenland hebben gekocht. In geschil is of in 2005 aan één commanditaire vennoot van "cv 4", mevrouw X, terecht een navorderingsaanslag over 2000 is opgelegd. Rechtbank Haarlem vernietigt de aanslag. De inspecteur stelt in hoger beroep dat in mei 2004 een nieuw feit is ontdekt dat losstaat van het eerder begane ambtelijke verzuim.
Hof Amsterdam oordeelt dat de navordering is gebaseerd op de ontdekking in mei 2004 van de license agreements waaruit bleek dat er bewust slechts kasrondjes waren gedraaid. Deze ontdekking is een zelfstandig nieuw feit dat losstaat van de feiten waarvan de inspecteur ten tijde van de primitieve aanslagregeling op de hoogte was of op de hoogte had kunnen zijn. Dit tweede nieuwe feit rechtvaardigt dus de onderhavige navordering (zie HR 17 november 1999, nr. 34 702, BNB 2000/7). De inspecteur heeft niet onzorgvuldig gehandeld door bij de navordering geen rekening te houden met de omstandigheid dat X waarschijnlijk geen weet had van de werkelijke gang van zaken bij cv 4. Het beroep van de inspecteur is gegrond. De heffingsrente is echter wel te hoog, omdat de inspecteur bij de vaststelling van de primitieve aanslag een ambtelijk verzuim had begaan. De heffingsrente wordt in goede justitie verminderd van f 1.493 (€ 677) tot f 622 (€ 282).