Aan de heer X zijn navorderingsaanslagen en vergrijpboetes in de ib-sfeer opgelegd naar aanleiding van een tip. Aan de tipgever is door de Staat der Nederlanden een financiële vergoeding in het vooruitzicht gesteld. Uit de verklaring van de tipgever leidt de inspecteur af dat X zwart geld had bij de Luxemburgse tak van de Rabobank. De voorzieningenrechter van Rechtbank Arnhem (22 maart 2011, nr. 11/322, V-N 2011/26.18.5) oordeelde dat de inspecteur reeds in de bezwaarfase diverse stukken aan X ter beschikking had moeten stellen. De geheimhoudingskamer van Rechtbank Arnhem (7 februari 2012, nrs. 11/1635 en 11/1636, V-N 2012/12.6) oordeelde vervolgens dat de naam van de tipgever en diens verklaring aan X bekend gemaakt dient te worden. X verzoekt thans om een voorlopige voorziening, in die zin dat de inspecteur – op straffe van verbeurte van een dwangsom – uitvoering moet geven aan de beslissing van de geheimhoudingskamer.
De voorzieningenrechter van Rechtbank Arnhem oordeelt echter dat de beslissing van de geheimhoudingskamer niet tot gevolg heeft dat de inspecteur verplicht is de betreffende passages openbaar te maken. De inspecteur houdt namelijk de vrijheid om bepaalde stukken – ondanks de beslissing van de geheimhoudingskamer – niet ongeschoond in te brengen. Dit vloeit voort uit art. 13, zesde lid, Procesregeling bestuursrecht 2010. Het is aan de rechter die de hoofdzaak behandelt om aan de weigering de gevolgen te verbinden die hem geraden voorkomen. De voorzieningenrechter mag de weloverwogen en welbewust gekozen proceshouding van de inspecteur, waartoe hij door de de wet in staat wordt gesteld, niet frusteren. Het verzoek om een voorlopige vorziening wordt afgewezen.