Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat uit het belastingverdrag Nederland-Portugal slechts blijkt dat alleen verschillende behandeling naar nationaliteit wordt uitgesloten. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Belanghebbende (X) woont in Portugal en is in 2007 het gehele jaar in dienstbetrekking werkzaam in Nederland. Volgens zijn IB-aangifte voor het jaar 2007 is belanghebbende niet verplicht verzekerd voor de volksverzekeringen. Hij kiest niet voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige. In geschil is of belanghebbende recht heeft op de algemene heffingskorting (het IB-deel). Belanghebbende beroept zich daarbij op het belastingverdrag Nederland-Portugal en de non-discriminatiebepalingen uit de belastingverdragen Nederland-België en Nederland-Duitsland.Hof 's-Hertogenbosch (MK IV, 22 september 2011, 10/00868) oordeelt dat uit het belastingverdrag Nederland-Portugal slechts blijkt dat alleen verschillende behandeling naar nationaliteit wordt uitgesloten. Het hof wijst er hierbij op dat een onderdaan van Nederland in omstandigheden als die van belanghebbende (wonende in Portugal en in dienstbetrekking werkzaam in Nederland) op dezelfde wijze in de Nederlandse belastingheffing zou worden betrokken als belanghebbende. Verder overweegt het hof nog dat belanghebbende - nu hij geen inwoner van Duitsland of België is - tevergeefs een beroep doet op de belastingverdragen die Nederland met deze landen heeft gesloten. Nu in het verdrag met Portugal geen grensarbeidersregeling is opgenomen, hoeft Nederland deze ook niet toe te passen. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
8