Belanghebbende, X, is dga van onroerendgoedmaatschappij D bv. De zakenpartner van X is E, enig aandeelhouder van F bv. Deze vennootschap is enig aandeelhouder in G bv die een aantal kinderdagverblijven exploiteert. In 2001 hebben D bv en F bv H bv opgericht waaronder G is begrepen. In G zouden nieuwe kinderopvangactiviteiten worden ondernomen. Stichting I heeft in de jaren 2001 en 2002 met door de gemeente verstrekte subsidies kinderopvang verzorgd. I voldoet niet aan de contractafspraken en de gemeente gaat op zoek naar een overname- dan wel een fusiekandidaat en benadert G. Een en ander wordt vervolgens gerealiseerd via een activa/passiva-transactie. X en E vormen vanaf 1 september 2003 het nieuwe bestuur van I. Op 1 oktober 2003 besluiten X en E in hun hoedanigheid van bestuursleden van I om een kantoorpand van I aan X en E te verkopen voor € 384 000. Op 18 december 2003 om 16.20 uur is bij notariële akte het pand door I aan hen geleverd. Tien minuten later is het pand voor € 600 000 verkocht aan woningcoöperatie K. X heeft zijn aandeel in de verkoopwinst van het pand niet in zijn aangifte ib/pvv voor het jaar 2003 begrepen. Bij het vaststellen van de primitieve aanslag is ter zake van de verkoopwinst geen bedrag aan belasting geheven. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur de in geschil zijnde navorderingsaanslag op met een vergrijpboete van 50%. Rechtbank Leeuwarden verklaart het beroep van X gegrond. De inspecteur komt in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden overweegt dat de inspecteur beschikte over een voor een navorderingsaanslag benodigd nieuw feit. De inspecteur was ten tijde van het opleggen van de primitieve aanslag niet gehouden om de twee transportakten te raadplegen. De inspecteur dient de aangifte te vergelijken met de gegevens die zich in het dossier van de belastingplichtige bevinden. Zijn onderzoeksplicht gaat in het algemeen niet zo ver dat hij ook akten die in het kader van de heffing van overdrachtsbelasting zijn gedeponeerd dient te raadplegen. Volgens het hof heeft X met gebruik van voorkennis zijn aandeel in de verkoopwinst op het pand weten te behalen. Dit voordeel is dan belast als resultaat uit een werkzaamheid. De navorderingsaanslag wordt gehandhaafd. De boete wordt gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Wet inkomstenbelasting 2001 3.91
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 17 juni