De Hoge Raad oordeelt dat de verlenging van de crisisheffing in stand kan blijven.

Anders dan A-G Wattel (V-N 2016/5.16, J. Nietveld, Ook verlengde crisisheffing deels strijdig met EVRM volgens A-G, TaxVisions editie 22 januari 2016) acht de Hoge Raad de terugwerkende kracht van de regeling niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol van het EVRM.

Belanghebbende, X bv, houdt zich bezig met consultancy en markt- en opinieonderzoek. Zij heeft in 2013 aan twee van haar werknemers een loon van meer dan € 150.000 betaald dat in beide gevallen deels bestaat uit een bonus op basis van begin 2012 afgesproken targets en deels uit regulier loon. Aan een van de twee medewerkers is in 2013 bovendien uitbetaald op basis van een (virtueel) aandelenplan. Op de loonaangifte maart 2014 heeft X bv € 41.302 aan crisisheffing afgedragen over in 2013 uitbetaald loon.

De Hoge Raad oordeelt dat de verlenging van de crisisheffing in stand kan blijven. Anders dan A-G Wattel acht de Hoge Raad de terugwerkende kracht van de regeling niet in strijd met art. 1 Eerste Protocol van het EVRM. Er waren volgens de Hoge Raad namelijk voldoende specifieke en dringende redenen aanwezig om de crisisheffing in te voeren en vervolgens met één jaar te verlengen. Dat geldt ook voor de heffing over loon dat werd genoten voordat de regeling en de latere verlenging van de regeling werden aangekondigd. De Hoge Raad verwijst naar de ernst van de begrotingsproblemen en de noodzaak om in verband daarmee te komen tot een eenvoudige, goed uitvoerbare regeling. Deze aspecten vormen een rechtvaardiging voor de crisisheffing, maar ook voor de verlenging ervan en maakt dat beide regelingen 2014 niet in strijd komen met art. 1 Eerste Protocol EVRM. De verlengde crisisheffing is evenmin discriminerend in de zin van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR. De keuze van de wetgever om (alleen) werkgevers van werknemers met een loon van meer dan € 150.000 te belasten met een extra heffing valt naar het oordeel van de Hoge Raad binnen de ruime beoordelingsmarge van de wetgever. Verder voldoet de regeling aan de eisen van ‘lawfulness'. De Hoge Raad verklaart het cassatieberoep van X bv op grond van het voorgaande ongegrond.

Lees ook thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 1

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Wet op de loonbelasting 1964 32bd

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 1 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen