De Hoge Raad oordeelt dat niet is voldaan aan de driemaandseis, en dat X dan geen recht heeft op voortgezette toepassing van de 30%-regeling. De periode tussen het einde van de oude dienstbetrekking en het begin van de nieuwe dienstbetrekking mag namelijk niet langer zijn dan drie maanden.

Belanghebbende, X, verzoekt, samen met A bv, om de 30%-regeling toe te passen. De inspecteur willigt het verzoek in voor de periode 1 juli 2010 - 31 mei 2019. Per 1 december 2012 treedt X uit dienst bij A bv. Op 23 april 2013 gaat X een arbeidsovereenkomst aan met een andere werkgever, B bv, en start op 2 mei 2013 met zijn werkzaamheden voor B bv. Op 8 augustus 2013 verzoekt X om verlenging van de 30%-regeling. De inspecteur wijst het verzoek af, omdat de driemaandstermijn van art. 10ed Uitv. besl. LB 1965 is overschreden. X stelt dat hij enige tijd nodig heeft gehad om woonruimte te regelen, en dat hij gedurende die tijd niet op zoek is geweest naar een andere dienstbetrekking. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur terecht de 30%-regeling niet heeft verlengd. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet in aanmerking komt voor toepassing van de 30%-regeling voor zijn werkzaamheden voor B bv, omdat niet is voldaan aan de driemaandseis. Volgens het hof staat de 30%-regeling namelijk niet toe om op een andere wijze aannemelijk te maken dat over een schaarse specifieke deskundigheid wordt beschikt. Ook laat deze regeling geen ruimte voor een zelfgekozen periode om niet beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt om te zoeken naar woonruimte. Het gelijk is aan de inspecteur.

De Hoge Raad oordeelt dat niet is voldaan aan de driemaandseis, en dat X dan geen recht heeft op voortgezette toepassing van de 30%-regeling. De Hoge Raad wijst hierbij op de tekst van art. 10ed Uitv. besl. LB 1965. Uit de tekst van deze bepaling blijkt namelijk dat de 30%-regeling van toepassing blijft als de periode tussen het einde van de tewerkstelling door de oude inhoudingsplichtige, en de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst met de nieuwe inhoudingsplichtige, niet langer is dan drie maanden. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van het hof.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 10ed

Wet op de loonbelasting 1964 31a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 1 februari

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen