Belanghebbende, X, en zijn vader zijn vanaf 1 januari 2001 firmanten. Bij het uittreden van de vader op 1 juli 2008 wordt diens negatieve aandeel in het vermogen van de vof omgezet in een vordering van de vof. Vanaf november 2011 start de vof met de verkoop van 'safe and fun' producten. X geeft zijn aandeel in het resultaat van de vof steeds als winst uit onderneming aan in zijn aangiften ib/pvv. Naar aanleiding van een boekenonderzoek in juni 2014 concludeert de inspecteur dat vanaf de start van de nieuwe activiteiten in het jaar 2011 niet langer sprake is van een bron van inkomen. De aanslag ib/pvv 2011 wordt echter overeenkomstig de door X ingediende aangifte opgelegd. Tevens wordt middels een beschikking het ondernemingsverlies vastgesteld op € 6115. Vervolgens wordt aan X een verliesherzieningsbeschikking gezonden, waarbij het eerder vastgestelde verlies, gelet op de resultaten van het boekenonderzoek, is herzien naar nihil. De rechtbank verklaart de beroepen van X ongegrond.
Volgens Hof 's-Hertogenbosch vormen de activiteiten met betrekking tot de verkoop van de 'safe and fun' producten geen bron van inkomen. Dit omdat de objectieve voordeelsverwachting ontbreekt. De afwaardering van de vordering op de vader kan niet ten laste van het resultaat worden gebracht omdat deze geldlening onder onzakelijke voorwaarden is aangegaan. Verder beslist het hof dat de inspecteur niet gerechtigd was de verliesvaststellingsbeschikking te herzien. Er is namelijk sprake van een beoordelingsfout en niet van een fout in de zin van art. 16, tweede lid, letter c, AWR. De herzieningsbeschikking 2011 wordt vernietigd. In die zin is het hoger beroep gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16, lid 2
Wet inkomstenbelasting 2001 3.151
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch