De Hoge Raad oordeelt dat moet worden uitgegaan van de BPM die voor de geregistreerde auto zelf verschuldigd zou zijn geweest op het tijdstip waarop die voor het eerst in gebruik werd genomen. De inspecteur was bij het doen van de uitspraak op bezwaar niet gehouden om de factoren ‘marktsituatie’ en ‘marktsituatie handelaar’ toe te passen en de naheffing op die grond te verminderen. Volgt verwijzing.
X doet in 2019 BPM-aangifte voor een Volvo XC70 3.0 T6 Summum, gemaakt voor de Amerikaanse markt en gekocht op een internetveiling in Florida. De auto had schade aan de rechtervoorzijde. Volgens X was de auto 'total loss'. Een taxateur berekent de handelsinkoopwaarde op € 543 en X voldoet € 211 aan BPM. In het kader van een onderzoek door Domeinen heeft X de auto niet getoond. In geschil is de BPM-naheffing van € 6525. Rechtbank Gelderland verlaagt de aanslag tot € 5208, omdat voor de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat (alsnog) mag worden aangesloten bij de koerslijst Eurotax met verminderingen van 5% en 10% voor de markt- en dealersituatie. Er wordt ook een correctie van € 2000 toegepast voor het schadeverleden. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de keuze voor de koerslijst van Eurotax tot gevolg heeft dat ook bij de catalogusprijs (historische nieuwprijs) van die koerslijst moet worden aangesloten. Ondanks dat het een Amerikaanse versie is, mag worden aangesloten bij een koerslijstwaarde van een vergelijkbare auto die wel voorkomt in de koerslijst van Eurotax, en de 15% correctie mag worden toegepast. De inspecteur had € 6623 kunnen naheffen, wat meer is dan wat feitelijk is nageheven, zodat de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag standhouden.
De Hoge Raad oordeelt dat moet worden uitgegaan van de BPM die voor de geregistreerde auto zelf verschuldigd zou zijn geweest op het tijdstip waarop die voor het eerst in gebruik werd genomen (zie HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1703, V-N 2024/2.10 en HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1714, V-N 2024/2.11). Het beroep van X is gegrond. Het voorwaardelijke incidentele beroep van de Staatssecretaris is ook gegrond. De inspecteur was bij het doen van de uitspraak op bezwaar niet gehouden om de factoren ‘marktsituatie’ en ‘marktsituatie handelaar’ toe te passen en de naheffingsaanslag op die grond te verminderen (zie HR 7 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:361, V-N 2025/12.11). Verwijzing volgt naar Hof ‘s-Hertogenbosch. Wegens het overschrijden van de redelijke termijn krijgt X voorts immateriële schadevergoeding van € 500.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10
Instantie: Hoge Raad
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Editie: 10 juni
Informatiesoort: VN Vandaag