X bv maakt met behulp van adviesbureau WOZ-specialisten met succes bezwaar tegen een WOZ-beschikking waarin de waarde van vier onroerende zaken voor het kalenderjaar 2010 is vastgesteld. De heffingsambtenaar stelt de waarden bij in één geschrift vervatte uitspraken op een lager bedrag vast. Tevens wordt aan X bv een vergoeding van kosten in verband met de behandeling van het bezwaar toegekend. Rechtbank te Amsterdam heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard. De uitspraken van de heffingsambtenaar zijn vernietigd voor zover deze betrekking hebben op de aan X bv toegekende proceskostenvergoeding. De proceskosten voor de bezwaarfase zijn vastgesteld op € 303 en voor de beroepsfase op € 874. X bv heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Hof Amsterdam heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. X bv komt in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat het middel dat gericht is tegen de beslissing van het hof dat in de bezwaarfase sprake is van vier samenhangende zaken terecht is. Het middel verbindt daaraan evenwel ten onrechte het gevolg dat sprake was van vier afzonderlijke zaken. Voor de toepassing van artikel 7:15, lid 2, Awb en het Bpb is sprake van één bezwaar indien dit is gericht tegen meerdere op één aanslagbiljet vermelde besluiten; een andersluidende uitleg van deze bepalingen en het Bpb zou te veel afbreuk doen aan de door de wetgever om dit verband beoogde eenvoud (zie HR 13 juli 2012, nr. 11/01222, LJN BX0892, BNB 2012/292, onderdeel 3.3.3). Hetzelfde geldt voor het bezwaar tegen in één geschrift opgenomen WOZ-beschikkingen. Wel kan de omstandigheid dat het bezwaar op meer dan één besluit betrekking heeft een rol spelen bij het bepalen van de wegingsfactor voor het gewicht van de zaak. Het beroep in cassatie is gegrond. Verwijzingshof Den Haag moet beoordelen of aan X bv voor de kosten van het geding voor het hof een vergoeding dient te worden toegekend.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15