X bv is een financiële holding. Eind 2016 constateert de inspecteur dat X bv over het jaar 2011 € 10.161 aan btw is verschuldigd. Hij legt daarom een naheffingsaanslag met boete en heffingsrente op aan X bv. X bv dient daarop een suppletie-aangifte in, op grond waarvan zij € 37.690 is verschuldigd. De inspecteur legt wederom een naheffingsaanslag met boete en heffingsrente op. X bv is het niet eens met de boeten en heffingsrente. Zij stelt daarbij dat de verschuldigde btw is ontstaan vanwege het doorbelasten van een management fee aan gelieerde vennootschappen en dat die vennootschappen niet om aftrek van de voorbelasting hebben verzocht. Verder wijst X bv naar haar voormalige accountant.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de boeten terecht zijn opgelegd. De rechtbank acht daarbij niet van belang dat een en ander verband houdt met het doorbelasten van een management fee aan gelieerde vennootschappen. Ook is niet van belang dat deze vennootschappen de btw niet in aftrek hebben gebracht. De verwijten van X bv aan haar voormalige accountant worden ook door de rechtbank weggewuifd, omdat X bv zelf verantwoordelijk is voor de voldoening van de verschuldigde btw op de (reguliere) tijdvakaangiften. Het feit dat de Belastingdienst per saldo niets tekort komt, omdat de gelieerde vennootschappen de voorbelasting niet in aftrek hebben gebracht, is geen reden om geen heffingsrente te berekenen. In verband met undue delay vermindert de rechtbank de boete nog wel.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30h
Algemene wet inzake rijksbelastingen 30f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 juli