Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het voordeel dat X bij de verkoop van de appartementen heeft gerealiseerd, tot zijn winst uit onderneming behoort. Voor X geldt dat hij meer heeft gedaan dan enkel geld uitlenen en daartoe de benodigde handtekeningen zetten. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X koopt in 2009 met drie andere participanten een onroerende zaak in Utrecht. Zij geven een aannemer opdracht om de onroerende zaak te verbouwen tot zestien appartementen. Voor het verrichten van de dagelijkse werkzaamheden wordt F aangesteld. In 2010 en 2011 worden de zestien appartementen verkocht. In 2013 wordt door de gemeente Utrecht een subsidie uitbetaald in verband met de verbouwing van kantoorruimte naar woningen. Naar aanleiding van een boekenonderzoek stelt de inspecteur dat het door X genoten voordeel is belast. X is het daarmee niet eens. Hij stelt dat hij slechts geld heeft uitgeleend en daartoe de benodigde handtekeningen heeft gezet.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N 2020/64.1.1) oordeelt dat het voordeel dat X bij de verkoop van de appartementen heeft gerealiseerd, tot zijn winst uit onderneming behoort. Volgens het hof hebben X en de drie andere participanten op eigen naam en voor eigen rekening en risico de koopovereenkomst met de verkoper en de aanneemovereenkomst met de aannemer getekend. Verder hebben zij ook aanvragen voor een omgevingsvergunning en subsidies bij de gemeente Utrecht ingediend. Voor X geldt verder dat hij de benodigde inleg mede heeft gefinancierd met een lening bij de Rabobank, zodat hij meer heeft gedaan dan enkel geld uitlenen en daartoe de benodigde handtekeningen zetten. De inspecteur heeft de voordelen dan ook terecht in de belastingheffing betrokken. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.8