De heer X exploiteert tot 1 mei 2000 in maatschapsverband met zijn vader een agrarische onderneming. Per 1 mei 2000 neemt X het aandeel van zijn vader over. Een deel van de overdrachtsprijs is door de vader aan X geschonken. In augustus 2002 verleent de ontvanger voorwaardelijke kwijtschelding, alsmede uitstel van betaling, voor de aanslag schenkingsrecht. X blijkt niet in staat om het bedrijf zelfstandig voort te zetten. In 2008 wordt het melkquotum verkocht en krijgt X met terugwerkende kracht tot 2007 een wajonguitkering. Vervolgens wordt in verband met de geestelijke handicap van X om definitieve kwijtschelding van de aanslag verzocht. In geschil is of de ontvanger dit verzoek terecht heeft afgewezen.
Rechtbank Haarlem oordeelt dat de ontvanger het verzoek niet heeft afgewezen, doch in reactie op het verzoek veel te voortvarend de voorwaardelijke kwijtschelding heeft ingetrokken. De ontvanger gaat er ten onrechte vanuit dat bij een voornemen tot staking direct schenkingsrecht is verschuldigd. Voor het stakingsmoment moet namelijk worden aangesloten bij het stakingsmoment voor de inkomstenbelasting. Aangezien veel agrarische bedrijven fiscaal verlies draaien, kon de ontvanger vanwege de verliezen ook niet zonder meer concluderen dat X zijn onderneming reeds had gestaakt. Op basis van de thans bekende gegevens moet er vanuit worden gegaan dat X de onderneming ten minste tien jaar heeft voortgezet vanaf het tijdstip van schenking. Het beroep van X is gegrond. De beschikking tot intrekking van de voorwaardelijke kwijtschelding wordt vernietigd.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Schenk- en erfbelasting
Instantie: Rechtbank Haarlem
Editie: 29 januari