Hof Den Haag oordeelt anders dan de rechtbank dat de verkrijging van de onroerende zaken door de splitsing van A bv is vrijgesteld van overdrachtsbelasting.

A bv splitst een deel van haar vermogen (waaronder onroerende zaken en rechten op onroerende zaken) af met belanghebbende, X bv, als verkrijgende vennootschap. X bv voldoet in verband hiermee een bedrag van ruim € 1,8 miljoen aan overdrachtsbelasting. Een dag na de splitsing verkoopt A bv de aandelen in X bv aan een andere vennootschap. X bv stelt in aanmerking te komen voor een vrijstelling van overdrachtsbelasting. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de verkrijging niet is vrijgesteld op grond van art. 15 lid 1 onderdeel h Wet op belastingen van rechtsverkeer (Rb Den Haag 2 februari 2018, nr. 17/2028, V-N 2018/30.2.4). Nu de aandelen in X bv binnen drie jaar na de splitsing zijn verkocht is het aan X bv om aannemelijk te maken dat aan de splitsing zakelijke overwegingen ten grondslag hebben gelegen. X bv slaagt hier niet in.

Hof Den Haag oordeelt anders dan de rechtbank dat de verkrijging van de onroerende zaken door de splitsing van A bv is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. Het hof acht op grond van verklaringen van de leidinggevende van X bv aannemelijk dat de splitsing heeft plaatsgevonden op grond van zakelijke overwegingen (herstructurering en rationalisering van de actieve werkzaamheden van de splitsende en verkrijgende vennootschap). Ook heeft X bv aannemelijk gemaakt dat de splitsing in het geheel niet (en dus ook niet in overwegende mate) is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing. Het hoger beroep van X bv is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hof Den Haag

Editie: 8 februari

Focus: Focus

5

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen