X ontvangt in het jaar 2014 € 30.399 aan uitkeringen van het UWV. Een bedrag van € 12.545 betreft een WW-uitkering. In december 2014 deelt het UWV X mee dat hij geen recht blijkt te hebben op deze WW-uitkering en dat het bedrag wordt teruggevorderd. In januari 2015 komt X met het UWV een betalingsregeling overeen. Voor die tijd heeft X geen terugbetalingen verricht. In mei 2016 dient X zijn aangifte ib/pvv 2014 in. Daarin heeft hij de WW-uitkering die moet worden terugbetaald volledig op zijn inkomen in aftrek gebracht. Bij het opleggen van de definitieve aanslag ib/pvv 2014 wordt deze aftrek gecorrigeerd. X komt uiteindelijk in hoger beroep.
Volgens Hof Den Haag heeft de inspecteur de WW-uitkering bij het vaststellen van de definitieve aanslag ib/pvv 2014 terecht tot het belastbaar inkomen in box 1 gerekend. X is pas in het jaar 2015 met terugbetalen begonnen. Daarom kan in het jaar 2014 nog geen bedrag aan negatieve inkomsten in aanmerking worden genomen. Bij de vaststelling van de definitieve aanslag ib/pvv is de inspecteur niet gebonden aan de voorlopige aanslag die wel overeenkomstig de ingediende aangifte was opgelegd. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.101
Wet inkomstenbelasting 2001 3.147
Wet inkomstenbelasting 2001 3.146