Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de vrijval van de dividendbelastingschuld fiscaal niet anders behandeld moet worden dan de vrijval van welke andere schuld dan ook.

X bv heeft op haar balans van eind 2010 een dividendbelastingschuld staan. Deze belasting is nooit afgedragen, maar kan door het tijdsverloop niet meer worden nageheven. De inspecteur stelt dat de schuld moet vrijvallen en dat deze vrijval aldus de vpb-winst van X bv in 2006 vergroot. Rechtbank Haarlem oordeelt echter dat met de vermogensvermeerdering geen rekening mag worden gehouden. Dit blijkt namelijk uit de jurisprudentie inzake de vrijval van een dividendschuld (zie HR 14 maart 1951, nr. B.8965). De inspecteur gaat in hoger beroep.

Hof Amsterdam oordeelt dat de vrijval van de dividendbelastingschuld fiscaal niet anders behandeld moet worden dan de vrijval van welke andere schuld dan ook. Het arrest nr. B.8965 is niet van toepassing, omdat het daar de vrijval van een dividendschuld betrof en niet de vrijval van een dividendbelastingschuld. Het feit dat ingehouden dividendbelasting als een niet-aftrekbare onttrekking heeft te gelden, impliceert niet dat vrijval van de dividendbelastingschuld een negatieve (niet-belaste) onttrekking is. Net als bij de vrijval van een abusievelijk niet-geheven vennootschapsbelasting is in casu sprake van een belaste vermogensvermeerdering. Het beroep van de inspecteur is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 11 maart

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen