De Hoge Raad overweegt dat de verbouwing van een winkelpand een nieuw vervaardigde onroerende zaak oplevert.

X bv verkrijgt op 16 mei 2007 een drietal onroerende zaken op de begane grond van een appartementencomplex. Vóór de levering zijn de onroerende zaken, die in gebruik waren als supermarkt, ingrijpend verbouwd. Ten tijde van de levering bevindt zich op twee percelen een winkelruimte. Deze winkelruimte, waarin X bv een dames- en herenmodewinkel exploiteert, bevindt zich voor de helft onder de appartementen. Het derde perceel is ten tijde van de levering onbebouwd. Volgens X bv vormen de onroerende zaken op het moment van de levering een nieuw vervaardigde onroerende zaak waarvan de levering aan omzetbelasting is onderworpen. Gevolg is dat de levering is vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De inspecteur is de tegenovergestelde mening toegedaan. Rechtbank Haarlem verklaart het beroep van X bv gegrond. De inspecteur komt in hoger beroep. Hof Arnhem overweegt dat voor de vraag of een goed vervaardigd is in dit geval het gebouw in zijn geheel in aanmerking moet worden genomen. De werkzaamheden kunnen dan in wezen niet als nieuwbouw worden gekwalificeerd. Het hoger beroep is gegrond. X bv komt in cassatie. De Hoge Raad overweegt dat voor de heffing van omzetbelasting sprake kan zijn van de levering van een gedeelte van een gebouw. Dat doet zich voor indien een gebouw horizontaal is gesplitst (appartementsrechten) of indien een gebouw verticaal is gesplitst. Voor de toepassing van artikel 11, derde lid, aanhef en letter b, van de Wet OB 1968 moet een dergelijk appartement of gedeelte, zoals in dit geval het gedeelte van de winkel op de begane grond dat zich niet onder de wooneenheden bevindt, afzonderlijk van het overige van het gebouw in aanmerking worden genomen. Het hof is dus uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad doet de zaak zelf af. De omstandigheid dat van de winkel als gevolg van de ingrijpende werkzaamheden niet meer dan de draagconstructie onder de wooneenheden in stand is gebleven, laat geen andere conclusie toe dan dat de winkel, die als een zelfstandige onroerende zaak moet worden aangemerkt, zodanig is verbouwd dat in wezen sprake is van nieuwbouw en mitsdien van een vervaardigd goed. Het beroep in cassatie is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 15

Wet op de omzetbelasting 1968 11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting, Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hoge Raad

Editie: 11 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen