Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het verzoek van Lear Corporation om BTW-teruggaaf ook kan worden aangemerkt als een verzoek om betaling van vertragingsrente. Verder is het niet in strijd met het EU-recht dat Hongarije geen rente toekent over BTW-bedragen waar het verzoek geen betrekking op heeft.
In zijn arrest van 28 juli 2011 (C‑274/10, V-N 2011/39.18) oordeelt het Hof van Justitie EU dat Hongarije aan de aftrek van voorbelasting ten onrechte de voorwaarde koppelt dat de tegenprestatie die is verschuldigd voor de handeling waarmee de aftrekbare BTW verband houdt, reeds is betaald. De Hongaarse Belastingdienst geeft, op verzoek van Lear Corporation Hungary Autóipari Gyártó Kft., de door Lear Corporation betaalde voorbelasting terug. Er wordt echter geen vertragingsrente vergoed. In 2014 verzoekt Lear Corporation, onder verwijzing naar de beschikking van het Hof van Justitie EU in de zaak Delphi Hungary Autóalkatrész Gyártó van 17 juli 2014 (C‑654/13), om vergoeding van vertragingsrente. Ook verzoekt Lear Corporation om een rentevergoeding wegens de te late betaling van vertragingsrente over het tijdvak 1 januari 2008 - 31 juli 2011. De fiscus merkt dit verzoek aan als een nieuw verzoek, en wijst het af omdat het te laat (na 31 december 2016) is ingediend. De Hongaarse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat het verzoek van Lear Corporation om teruggaaf van BTW ook kan worden aangemerkt als een verzoek om betaling van vertragingsrente. Verder is het niet in strijd met het EU-recht dat Hongarije geen rente toekent over BTW-bedragen waar het verzoek geen betrekking op heeft. Het is wel in strijd met het EU-recht dat Hongarije het tweede verzoek van Lear Corporation als een nieuw verzoek aanmerkt, dat dan te laat is ingediend in verband met de verjaringstermijn.
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Rubriek: Omzetbelasting
Editie: 6 mei
Informatiesoort: VN Vandaag