Belanghebbende, X, is eigenaar en gebruiker van een vrijstaande woning uit circa 1939, die in de jaren '80 van de vorige eeuw is verbouwd. De woning die gelegen is in de gemeente Bunnik, heeft een inhoud van 1.538 m³. In geschil is de WOZ-waarde van de woning voor belastingjaar 2011 (waardepeildatum 1 januari 2010). De gemeente verdedigt de vastgestelde waarde van € 1.559.000.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt anders dan eerder Rechtbank Utrecht dat de gemeente niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning op de peildatum ten minste € 1.559.000 is. De matrix die de gemeente heeft ingebracht, biedt volgens het hof onvoldoende inzicht over de vraag op welke wijze rekening is gehouden met de verschillen in objectkenmerken, ligging en staat van onderhoud tussen de woning van X en de gehanteerde vergelijkingsobjecten. De door de taxateur van X gehanteerde bouwprijsbenadering, waarbij de grondprijs residueel wordt bepaald, acht het hof voor de analyse van de verkoopprijzen van de referentieobjecten die qua bouwstijl, aard, uitstraling en vorm wezenlijk afwijken van de standaard objecten die zijn opgenomen in bijlage 4 "(Her)bouwkosten woningen 2012) bij het hoger beroepschrift, echter ook niet goed bruikbaar. X maakt derhalve ook niet aannemelijk dat de WOZ-waarde € 1.240.168 moet bedragen. Het hof besluit de waarde in goede justitie vast te stellen op € 1.475.000.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 april