Belanghebbende, X, heeft bezwaar en beroep ingesteld tegen een aan haar opgelegde naheffingsaanslag BPM. Hof Arnhem verklaart het beroep ongegrond (Hof Arnhem 14 april 2003, nr. 01/2197). De Hoge Raad verklaart vervolgens het door X ingestelde beroep in cassatie wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk (HR 19 november 2004, nr. 39.622, LJN: AR6090). In december 2008 verzoekt X de Staatssecretaris van Financiën om toepassing van de hardheidsclausule. Als de staatssecretaris het verzoek per brief van 21 juli 2009 afwijst, stelt X beroep in bij Rechtbank Arnhem die zich onbevoegd acht om van het beroep kennis te nemen.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft geacht om van het beroep van X kennis te nemen. Het hof merkt op dat X de brief van 21 juli 2009 kennelijk heeft opgevat – en dat gelet op vorm en inhoud redelijkerwijs heeft kunnen en mogen doen – als een uitspraak op zijn bezwaarschrift. Gelet op art. 26 lid 1 AWR stond tegen deze uitspraak dus beroep open bij de rechtbank (vgl. HR 12 december 2008, nr. 43.905, BNB 2009/32). Aan de bevoegdheid van de rechtbank doet niet af dat, in het voor belastingzaken geldende gesloten stelsel van rechtsmiddelen, tegen de afwijzing van het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule niet ingevolge enige bepaling van de belastingwet bezwaar openstaat. De rechtbank had het beroep in behandeling moeten nemen en vervolgens het bezwaar tegen de afwijzing van de hardheidsclausule alsnog niet-ontvankelijk moeten verklaren.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 63
Algemene wet inzake rijksbelastingen 26-1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 19 april