Belanghebbende, X, is gebruiker van twee WOZ-objecten, namelijk een concertzaal en bijbehorend entreegebouw. In geschil is de WOZ-waarden 2010 en 2011 van beide objecten die samen een concertzaalgebouw vormen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de retrospectieve methode (=indexering van de stichtingskosten) geen juiste methode is om de bruto vervangingswaarde van een concertzaalgebouw te berekenen. Dit gelet op de lange indexeringsperiode van 13 respectievelijk 14 jaar tot de peildatum. De rechtbank volgt het subsidiaire (niet door X bestreden) standpunt van de gemeente dat de bruto vervangingswaarde moet worden berekend op basis van de reproductiemethode, dat wil zeggen op grond van de Taxatiewijzer. Partijen zijn het er over eens dat de Taxatiewijzer Cultuur leidend is, maar zij verschillen van mening op basis van welk archetype de bruto vervangingswaarde dient te worden berekend: cultureel megagebouw of standaard schouwburg. De rechtbank oordeelt dat voor de beoordeling van het van toepassing zijnde archetype gekeken dient te worden naar het totale complex, ook al is er sprake van verschillende WOZ-objecten. De concertzaal en het entreegebouw moeten daarom volgens de rechtbank volgens het archetype ‘cultureel megagebouw' worden gewaardeerd. Nu geen van beide partijen de door hen gestelde waarden aannemelijk heeft gemaakt, besluit de rechtbank deze schattenderwijs te bepalen.
Wetsartikelen:
Wet waardering onroerende zaken 17-3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 26 mei