Vorige week meldde het Financieele Dagblad dat de Belastingdienst diverse waarborgfondsen aanslagen vpb heeft opgelegd, waarvan meerdere met terugwerkende kracht. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) lijkt het grootste slachtoffer te zijn. In 2011 liet de fiscus weten het fonds als vpb-plichtig te beschouwen, zo staat in het jaarverslag over 2012. Er zijn aanslagen opgelegd over de jaren 2006 tot en met 2009. Tot en met 2012 komt de last neer op 33,3 miljoen euro, aldus het WFZ.
Principezaak
Marc van Dijl, partner Tax bij PwC, adviseert het WFZ in de bezwaarprocedure die tegen de aanslagen wordt gevoerd. Een eerste overleg leerde Van Dijl al dat de inspecteur "weinig manoeuvreerruimte" had. Inmiddels is een bezwaarschrift ingediend. "Er zijn meerdere waarborgfondsen en meerdere inspecteurs bij betrokken. Ik heb het idee dat dit als een principezaak wordt beschouwd", aldus Van Dijl. "Het past in de tendens van de afgelopen jaren dat de Belastingdienst publieke en semi-publieke instellingen veel scherper is gaan benaderen."
Loket
In het geval van de waarborgfondsen is dat onterecht, stelt Van Dijl, voornamelijk omdat die instellingen niet als een onderneming worden gedreven. Ook ontbreken de risico's die bij ondernemerschap horen. "De risico's liggen uiteindelijk bij de overheid die de garanties van het WFZ borgt. Het fonds is dan ook niet meer dan een verlengstuk van de overheid, een loket, waar zorginstellingen terecht kunnen die voor hun bancaire financieringen een beroep willen doen op de fondsgaranties."
Een dergelijke garantie scheelt ziekenhuizen en andere zorginstellingen al gauw een procentpunt rente. Praktisch gezien is die garantie echter flinterdun. Zo staat het WFZ garant voor leningen van in totaal bijna 9 miljard euro, maar bedraagt het eigen vermogen slechts 250 miljoen euro, nog geen 3 procent van de potentiële verplichtingen. "Dat toont ook aan dat het werkelijke risico van deze leningen gedragen wordt door de overheid en niet door het fonds", aldus Van Dijl. Uiteraard zou een hap van ruim 33 miljoen euro uit dat eigen vermogen de positie van het WFZ drastisch verslechteren en dan komt - ingeval van faillissementen in de zorg - een rechtstreeks beroep op de rijksoverheid snel dichterbij.
Voorbereiding
Het tweede bezwaar dat WFZ tegen de vpb-heffingen aanvoert heeft betrekking op de navorderingen. "Die zijn in strijd met de wettelijke eisen die nodig zijn voor een navorderingsaanslag en bovendien zijn ze in strijd met de rechtsbeginselen", aldus Van Dijl. "Jarenlang was er goed contact met de inspecteur en plots waren daar die aanslagen. Zo gaan we niet met elkaar om, vind ik. We zijn het in principe niet eens met de stelling dat het waarborgfonds vpb-plichtig is, maar als dat dan toch moet gebeuren, dan had men de organisatie eerst op de hoogte moeten brengen van het voornemen, zodat men tijdig maatregelen ter voorbereiding had kunnen nemen."
Overigens is het WFZ dermate overtuigd dat de afwijzing van de opgelegde aanslagen terecht zal blijken te zijn, dat er op de balans geen reservering voor eventuele vpb is opgenomen.
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Vennootschapsbelasting