Onlangs heeft het 'Bundesverfassungsgericht' beslist dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Duitse erf- en schenkbelasting in strijd is met de Duitse Grondwet. Deze uitspraak zou weleens aanleiding kunnen zijn voor alsnog een heroverweging van de Nederlandse BOF. Prof. dr. Bernard Schols (hoogleraar notarieel belastingrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen) wijst in dit verband op twee interessante aanknopingspunten: onderscheid tussen mkb en grote ondernemingen en het sociale aspect van de Successiewet.

Spanningsveld

Nadat in 2013 de Hoge Raad het eindoordeel velt dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteit (BOF) in de Successiewet niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, lijkt de discussie over de Nederlandse BOF inmiddels grotendeels verstomd.

In april 2014 wakkert staatssecretaris Wiebes van Financiën de discussie nog even aan met de aankondiging dat hij de BOF toch onder de loep wil nemen omdat een lager vrijstellingspercentage of een betalingsregeling wellicht volstaat. Na hevige kritiek moet de bewindsman al na enkele dagen terugkomen op zijn voornemen met de belofte dat er in ieder geval tijdens deze kabinetsperiode geen veranderingen zullen plaatsvinden in de BOF.

Desalniettemin is de BOF wel onderwerp van onderzoek en evaluatie. Dat blijkt eens te meer uit een brief van minister Kamp van Economische Zaken van 4 december 2014 over een evaluatie van de fiscale regelingen rondom bedrijfsoverdracht. Het laatste woord over de BOF is dus nog niet gezegd.

Duitse bedrijfsopvolgingsfaciliteit

Mogelijk werpen ook recente ontwikkelingen in Duitsland nieuw licht op de Nederlandse BOF. Op 17 december 2014 komt het Duitse Bundesverfassungsgericht  tot de conclusie dat de zeer ruime vrijstellingen in de Duitse erfbelasting voor het verkrijgen van ondernemingsvermogen in strijd zijn met de Duitse Grondwet. Schols geeft aan dat dit inmiddels de derde keer is dat de wetgever in Duitsland op de vingers wordt getikt over de Successiewet. Het Bundesverfassungsgericht laat het er niet bij zitten. Volgens dit grondwettelijk hof is het gelijkheidsbeginsel geschonden. Er is sprake van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling. Om de bedrijfscontinuïteit te garanderen en banen te behouden mag de wetgever een ruime vrijstelling van erfbelasting geven aan het Duitse midden- en kleinbedrijf. Om die ruime vrijstelling echter zonder enig onderzoek naar de bedrijfscontinuïteit ook te geven aan grote ondernemingen, maakt de BOF onevenredig. Het is aan de Duitse wetgever om hiervoor regels op te stellen. Het Bundesverfassungsgericht geeft de wetgever tot uiterlijk 30 juni 2016 de tijd om de bedrijfsopvolgingsfaciliteit te wijzigen.

Andere kijk

Uiteraard hebben de Duitse ontwikkelingen geen direct gevolg voor de Nederlandse BOF. Juridisch gezien is wat bij onze oosterburen speelt van geen enkel belang. Dat wil volgens Schols echter niet zeggen dat dit de Nederlandse wetgever niet opnieuw aan het denken zet. "Van de uitspraak van het Bundesverfassungsgericht gaat wel degelijk een signaalfunctie uit. Bovendien biedt de uitspraak in ieder geval twee aanknopingspunten om de Nederlandse BOF weer op de agenda te zetten."

Mkb versus grote onderneming

Het eerste is te vinden in het onderscheid dat het Bundesverfassungsgericht maakt tussen bedrijven: kleine en middelgrote ondernemingen versus grote ondernemingen. Schols legt uit: "wie de uitspraak conform de letterlijke rechtsregel leest zal concluderen dat de Duitse BOF in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Dat zou echter te kort door de bocht zijn, want het Duitse midden-en kleinbedrijf lijkt de dans enigszins te ontspringen. Bij het erven van grote ondernemingen wordt de vrijstelling feitelijk zo groot dat het gerechtvaardigd is om te toetsen of inderdaad de ongelijkheid met de niet-ondernemer niet al te extreem wordt. "

Schols vervolgt: "Als je de Duitse uitspraak en de Nederlandse uitspraak alleen maar op elkaar legt met betrekking tot het mkb staan de rechtsregels zeker niet haaks op elkaar. In beide gevallen krijgt de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid om vrijstellingen te maken voor ondernemingsvermogen zonder dat het gelijkheidsbeginsel geschonden is."

Sociaal-maatschappelijke functie

Het tweede aanknopingspunt is te vinden in een zogeheten ‘dissenting opinion' van drie rechters van het Bundesverfassungsgericht. In dit bij de uitspraak gevoegde advies wijzen zij de Duitse wetgever op de sociaal maatschappelijke functie van de erfbelasting. Naast het genereren van belastingopbrengsten dient deze belasting ook als doel een onevenwichtige verdeling van welvaart te voorkomen. "Het lijkt wel alsof de Duitse rechters het boek van Thomas Piketty hebben gelezen, waarin de Franse econoom wijst op de steeds schevere verhouding tussen rijk en arm", aldus Schols, die aangeeft dat dit advies ook een verfrissende kijk geeft op de Nederlandse BOF. "De successiewet mag dan door velen gezien worden als de meest ‘onrechtvaardige' en meest ‘gehate' belasting – er is toch al genoeg geheven over vermogen bij leven -  maar je kunt het ook als de meest sociale en zeer rechtvaardige belasting zien. De schenk- en erfbelasting als een instrument van de sociale staat om te verhinderen dat rijkdom in de handen blijft van de happy few, is op z'n minst een aardige gedachte. Bij een heroverweging van de BOF kan het afromen van vermogen in het kader van de sociale staat daarom nog een interessant maatschappelijk discussiepunt opleveren."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

8

Gerelateerde artikelen