De Nederlandse erfbelasting is niet alleen complex, maar pakt ook door allerlei slim opgezette juridische constructies nogal eens onredelijk uit. Het kan volgens Reinier Kooiman allemaal een stuk eenvoudiger en eerlijker als de wet zou aanknopen bij de economische realiteit. Dat kan met een fundamentele herziening van het belastbare feit voor de erfbelasting.

Wetenschappelijk onderzoek

Kooiman, werkzaam bij het wetenschappelijk bureau van Deloitte, heeft onderzoek gedaan naar het belastbare feit van de erfbelasting. Het onderzoek en de uitkomsten zijn vastgelegd in zijn proefschrift ´Uyt saecke des doots. Het belastbare feit van de erfbelasting begrepen, hervormd en toegepast´.

Belastbaar feit

Het belastbare feit voor de erfbelasting is sterk georiënteerd op het civiele recht. Bovendien zijn juridische onderscheidingen relevant voor de belastingheffing. Met een voorbeeld maakt Kooiman het effect duidelijk: "Bij het overlijden van één van de ouders verkrijgen de kinderen een onderbedelingsvordering op de langstlevende ouder. Die niet-opeisbare vordering levert de kinderen op dat moment niets op, maar toch is door de juridische invalshoek al wel direct erfbelasting verschuldigd. Hoeveel, hangt af van eventuele renteafspraken, maar ook of er testamentair iets is geregeld. Zo kan bijvoorbeeld met een tweetrapstestament hetgeen wordt verkregen en het te betalen belastingbedrag, worden 'bijgestuurd'."

Neutraliteit zoek

De juridische invalshoek van het belastbare feit voor de erfbelasting werkt niet neutraal uit. Het leidt volgens Kooiman vaak tot een verschil in behandeling tussen juridisch verschillende, maar economisch vergelijkbare situaties. "De keuze tussen wettelijk erfrecht of andere rechtsfiguren voor vermogensoverdracht wordt beïnvloed door de fiscale gevolgen. Dat zou eigenlijk niet zo moeten zijn. Hoe men bij overlijden vermogen wenst over te dragen aan de erfgenamen, moet losstaan van de fiscaliteit."    

Neutraliteit is dus met een juridische benadering niet haalbaar. Dit werd ook onderkend door toenmalig staatssecretaris van Financiën De Jager in 2009. Hij sprak destijds de wens uit meer aan te willen sluiten bij de maatschappelijke realiteit dan bij de juridische. Die wens is niet uitgekomen. De laatste grote hervorming van de erfbelasting dateert van 1 januari 2010 en betrof vooral aanpassingen in tarieven, vrijstellingen en een verdere invulling van fiscaal gunstige regels voor het erven van een onderneming.   

Bedoeling wetgever

Toch was de wens van De Jager niet uit de lucht gegrepen. Na een historische analyse komt Kooiman in zijn onderzoek tot de conclusie dat de wetgever een economisch invulling van het belastbare feit voor ogen had. De discrepantie tussen de bedoeling van de wetgever en de huidige vormgeving van het belastbare feit vindt zijn oorsprong aan het begin van de negentiende eeuw onder invloed van de formeeljuridische Franse registratiewetgeving. Toen werd een meer juridisch belastbaar feit ingevoerd.  

Vijf voorwaarden

De bedoeling van de wetgever ligt volgens Kooiman verankerd in vijf voorwaarden van het belastbare feit. "Samengevat is de verkrijging van een vermogensrechtelijk voordeel belast, wanneer dit afkomstig is uit het vermogen van de erflater en dit wordt verkregen door zijn of haar overlijden. Er is dus een verkrijging nodig met waarde in het economisch verkeer die wordt belast op het moment dat ook echt een voordeel wordt ontvangen. Zakelijk verkregen voordelen blijven buiten de heffing, omdat die belast zijn met inkomstenbelasting."

De vijf voorwaarden zien op een naar economische realiteit gestoelde heffing. Kooiman verduidelijkt: "Een economisch belastbaar feit wil zeggen dat men erfbelasting betaalt over alle voordelen die men bij overlijden krijgt, of het nu een erfenis is of bijvoorbeeld een schenking of een verzekeringsuitkering".

Van juridisch naar economisch

Uitgaande van de bedoeling van de wetgever behoeft het belastbare feit voor de erfbelasting dus wijziging. Ondanks de voorkeur voor een economisch belastbaar feit, is het wettelijk uitgangspunt echter tot nu toe niet verruimd. Dat is niet verwonderlijk, want een stelselwijziging is niet alleen ingewikkeld, maar vergt ook veel denkkracht en onderzoek.  

Herzieningwetsvoorstel

Maar niets is onmogelijk, zo bewijst Kooiman. In zijn proefschrift, komt hij met een herzieningwetsvoorstel inclusief een uitgebreide toelichting hierop. "Om de bedoeling van de wetgever te concretiseren zijn drie nieuwe wetsartikelen in de Successiewet nodig. Artikel 1 geeft aan in welke situaties erfbelasting wordt geheven. Daarmee is voor de meest voorkomende situaties in een oogopslag duidelijk of belasting is verschuldigd. Een vangnetbepaling in dit artikel dient om constructies te voorkomen. Hierdoor is ook heffing mogelijk in andere situaties waarin tegenover de verkrijging door iemands overlijden geen zakelijke tegenprestatie staat. Artikel 2 ziet op de schenkbelasting en artikel 3 bevat het tijdstip van heffing voor zowel erf- als schenkbelasting, uitgaande van de economische benadering."

Tegenover de invoering van drie artikelen staat het schrappen van twaalf volledige wetsartikelen. Daarmee leidt het herzieningswetsvoorstel wat Kooiman betreft tot een aanmerkelijke vereenvoudiging. "Maar dat is niet het enige wat ermee wordt bereikt. Een goede systeemherziening leidt ook tot een eerlijkere heffing, omdat pas belasting is verschuldigd wanneer ook daadwerkelijk iets wordt verkregen. Bovendien verdwijnen allerlei besparingsmogelijkheden en dat is uiteindelijk in het voordeel van alle belastingplichtigen."

Bron: Redacteur Marit Muller

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

29

Gerelateerde artikelen