Het 'zozeer indruist-criterium' voldoet nog steeds prima als maatstaf om te bepalen of materiaal dat is bestempeld als strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs, wel of niet bruikbaar is voor belastingheffing en fiscale boetes. Dit blijkt uit een recente uitspraak van de Hoge Raad. Wat Guido de Bont betreft een niet onbegrijpelijke uitspraak. Toch plaatst hij wel een kanttekening nu volgens de Hoge Raad het 'zozeer indruist-criterium' ook geldt voor de fiscale bestuurlijke boete. "Wat meer aansluiting bij het strafrecht was hier op zijn plaats geweest."

Eigen maatstaven

Op 20 maart 2015 oordeelde de Hoge Raad dat bewijsmateriaal dat door de strafrechter is aangemerkt als onrechtmatig verkregen, in principe wel mag worden gebruikt als bewijsmateriaal voor de belastingheffing en boeteoplegging. De belastingrechter is namelijk niet gebonden aan het oordeel van de strafrechter en hanteert eigen maatstaven om de bruikbaarheid van bewijsmateriaal te beoordelen. Die maatstaven kunnen afwijken van die van de strafrechter. De belastingrechter moet zijn reden om af te wijken dan wel motiveren in zijn uitspraak. Die motivatieplicht is nieuw.

‘Zozeer indruist-criterium'

De Bont, hoogleraar formeel belastingrecht aan de Erasmus universiteit Rotterdam en advocaat bij De Bont advocaten, spreekt van een opmerkelijk arrest, met name vanwege de ruime bewoordingen die de Hoge Raad nodig heeft om te komen tot de conclusie dat het ‘zozeer indruist-criterium' uit het arrest van  1 juli 1992 (BNB 1992/306) nog steeds een adequaat criterium is voor de beoordeling of strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs moet worden uitgesloten in belastingzaken. Het ‘zozeer indruist-criterium' houdt in dat het gebruik van bewijsmiddelen slechts dan niet is toegestaan, als de wijze waarop dit materiaal is verkregen zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht,  dat dit gebruik onder alle omstandigheden als ontoelaatbaar moet worden geacht. Het komt erop neer dat als een inspecteur ‘netjes' omgaat met het verkrijgen van bewijsmateriaal, het gebruik hiervan door de belastingrechter zelden zal worden uitgesloten. De inspecteur handelt dan namelijk per definitie niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel..

Spagaat?

"Het lijkt alsof de Belastingkamer van Hoge Raad in een spagaat zit", aldus De Bont, "met aan de ene kant de  strafkamer en aan de andere kant de andere hoogste bestuursrechters. Daarom wordt in de uitspraak uitvoerig en in logische volgorde stilgestaan bij zowel artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) als artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar wordt anderzijds het 'zozeer-criterium' gehandhaafd.  Met het toetsen aan de strafrechtelijke jurisprudentie en EVRM-procedures en het feit dat de taak van een belastingrechter nu eenmaal anders is dan die van de strafrechter blijft het ‘zozeer indruist-criterium' fier overeind staan."

Verruiming

De Bont vervolgt: "voor wat betreft de maatstaven van art 359a Sv voor belastingzaken geeft de Hoge Raad wel aan dat in uitzonderlijke gevallen strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs als rechtsstatelijke waarborg ook in een belastingzaak moet worden uitgesloten. Die rechtsstatelijke waarborg is een ruime invulling van het ‘zozeer indruist-criterium'.  Verder is de aansluiting met artikel 6 EVRM in fiscale boetegeschillen logisch.  Het hieruit voortvloeiende salduz-criterium en het nemo tenetur beginsel moeten om die reden worden nageleefd in de fiscale boeteprocedures. "

Aansluiting bij het strafrecht

Tot zover is alles logisch opgebouwd, maar dan maakt de Hoge Raad wat De Bont betreft toch een opvallende move. " De Hoge Raad geeft aan dat mits rechtsstatelijk gewaarborgd en artikel 6 EVRM daar niet toe dwingt dan is strafrechtelijk onrechtmatig verkregen bewijs gewoon bruikbaar in belastingzaken, voor zover dit niet ingaat tegen het ‘zozeer indruist-criterium'. Dat geldt dan niet alleen als het gaat om het bewijs met betrekking tot een belastingaanslag maar ook als het gaat om een bestuurlijke boete. Dit laatste is merkwaardig.  Een fiscale bestuurlijke boete heeft immers een punitief karakter. De taak van de belastinginspecteur en de belastingrechter bij het vaststellen van een fiscale bestuurlijke boete raakt weldegelijk hetgeen ook een strafrechter doet. Het had mooi geweest als de Hoge Raad specifiek voor wat betreft de boete het ‘zozeer indruist-criterium' toch wat nader in overstemming zou brengen met het strafrecht. Dat is helaas niet gebeurd. Die mijlpaal zal hopelijk nog een keer worden geslagen."

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Bronbelasting

140

Gerelateerde artikelen