De geplande invoering van de kostendelersnorm in de beslagvrije voet per 1 juli aanstaande gaat niet door. Dat schrijft staatssecretaris Jetta Klijnsma van sociale zaken en werkgelegenheid in een brief aan de Tweede Kamer. Met dat besluit wil het kabinet voorkomen dat de berekening van de beslagvrije voet op dit moment nog complexer wordt.
Om er voor te zorgen dat ook mensen met forse schulden genoeg geld over houden om van te leven, bestaat de beslagvrije voet. Dat is het inkomensdeel waar geen beslag op mag worden gelegd. In de praktijk blijkt het voor schuldenaren lastig om alle informatie die nodig is voor het vaststellen daarvan, goed door te geven. Daardoor valt de beslagvrije voet nogal eens te laag uit, waardoor mensen in (grotere) financiële problemen kunnen komen.
Om te voorkomen dat het vaststellen van dit bedrag ingewikkelder wordt, voert staatssecretaris Klijnsma per 1 juli de kostendelersnorm in de beslagvrije voet niet in. Toepassing van de kostendelersnorm bij de berekening van de beslagvrije voet leidt tot een lagere beslagvrije voet als er personen zijn die als kostendeler worden aangemerkt. Om te kunnen vaststellen of sprake is van een kostendeler is veel extra informatie nodig die van de schuldenaar moet worden verkregen. De Belastingdienst en de gerechtsdeurwaarders zijn ook van mening dat het invoeren van de kostendelersnorm de beslagvrije voet buitengewoon complex zou maken. De Belastingdienst heeft zelfs aangegeven dat de regeling niet uitvoerbaar is, omdat de Belastingdienst niet kan beschikken over informatie die nodig is om de kostendelersnorm steeds met juistheid vast te stellen.
Het kabinet wil de beslagvrije voet juist eenvoudiger maken. Binnenkort presenteert het kabinet de uitwerking van de vereenvoudiging. Er wordt gedacht aan één vast bedrag afhankelijk van de leefsituatie, gebaseerd op eenvoudig vast te stellen gegevens. Dat moet een forse verbetering worden voor schuldenaars en schuldeisers.
Tot het zover is, doet ze er alles aan om de informatievoorziening en de uitvoerbaarheid van het huidige systeem te verbeteren.
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
1