De belangrijkste maatregelen zijn:
- Uiterste ingangsdatum (tijdelijke) oudedagslijfrente: Voor de (tijdelijke) oudedagslijfrente geldt een uiterste ingangsdatum: de lijfrente moet uiterlijk ingaan in het kalenderjaar waarin de gerechtigde de leeftijd bereikt die 5 jaar hoger is dan de AOW-gerechtigde leeftijd. De (ex)ondernemer die zijn onderneming later beëindigt, zou dan zijn stakingswinst of oudedagsreserve niet kunnen omzetten in een lijfrente. De staatssecretaris keurt goed dat dit toch mag, op voorwaarde dat de (tijdelijke) oudedagslijfrente direct ingaat.
- Latere betaling: Bij omzetting van stakingswinst of oudedagsreserve in een lijfrente moet de betaling plaatsvinden binnen 6 maanden na het kalenderjaar waarin de onderneming is beëindigd of de oudedagsreserve is afgenomen. De staatssecretaris geeft aan dat een latere betaling toch tot aftrek kan leiden, indien de (ex)ondernemer aannemelijk maakt dat de termijnoverschrijding hem niet kan worden aangerekend. Ook is een termijnoverschrijding niet fataal als de Belastingdienst bij de aanslagregeling correcties aanbrengt die niet het gevolg zijn van laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid van de (ex)ondernemer;
- Omzetting oude stamrechten: Voor zogeheten 'artikel 19 en 44 stamrechten' (bedongen voor 1992) geldt op grond van het overgangsrecht de eis dat deze verzekeringen uitsluitend mogen eindigen bij het overlijden. Het oude fiscale regime staat geen tijdelijke uitkering toe. De staatsecretaris keurt goed dat een dergelijk stamrecht wordt omgezet in een lijfrentevorm die voldoet aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Daarmee wordt de omzetting in een overbruggingslijfrente en/of een tijdelijke oudedagslijfrente mogelijk. De lijfrente moet dan wel worden uitgevoerd door een bank of verzekeraar. Is er sprake van een nieuwe uitvoerder dan dient deze aan de belastingdienst te verklaren dat de oude boetebepalingen bij oneigenlijk gebruik gehandhaafd blijven.
De maatregelen zijn bekend gemaakt in Besluit Staatssecretaris van Financiën 3 juni 2014, nr. BLKB2014/816.
Commentaar
In de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn veel ondernemingen omgezet in een BV. Bij de omzetting is dikwijls een stamrecht bedongen bij de BV. Nog steeds zijn er veel BV's met een dergelijke verplichting in de boeken. Deze 'artikel 19 en 44 stamrechten' mogen slechts toekomen aan een zeer beperkte kring van gerechtigden. Tot die gerechtigden behoort ook de echtgenoot. Door deze echtgenoot (deels) te begunstigen kan een progressievoordeel behaald worden. Deze mogelijkheid van inkomensoverheveling is uitsluitend mogelijk als wordt overgedragen naar een professionele verzekeraar en is niet mogelijk als wordt omgezet in een tijdelijke lijfrente die voldoet aan de Wet inkomstenbelasting 2001.
Zie ook het VN Vandaagbericht over dit onderwerp.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Pensioenen