Man en vrouw zijn gehuwd in gemeenschap van goederen en scheiden in 1983. Het pensioen is destijds niet gedeeld. De rechter oordeelt dat alsnog pensioenverrekening conform 'Boon/Van Loon' dient plaats te vinden.
De zaak (Hof Den Bosch 10 september 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:3332) verloopt als volgt. Man en vrouw trouwen in 1979 in gemeenschap van goederen. Gedurende het huwelijk bouwt de man pensioen op bij een verzekeringsmaatschappij. In 1983 scheiden zij.
Bij de financiële afwikkeling van het huwelijk is het pensioen niet gedeeld. De man ontvangt pensioenuitkeringen vanaf 1 november 2014. In december 2017 schrijft de vrouw de man aan en maakt aanspraak op een deel van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen. Zij stelt dat zij conform de uitgangspunten van het arrest Boon/Van Loon (Hoge Raad 27 november 1981, NJ 1982/503) recht heeft op een maandelijks uit te keren ouderdomspensioen van € 62,17. Haar aandeel in het al aan de man uitgekeerde ouderdomspensioen wenst zij alsnog te ontvangen. Zij vordert daarom aanvullend een bedrag van € 2.362.
De man is van mening dat het pensioen op grond van zijn persoonlijke omstandigheden niet hoeft te worden gedeeld. Daarnaast stelt hij dat ten aanzien van het al uitgekeerde pensioen sprake is van rechtsverwerking.
Volgens het hof moet het pensioen gedeeld worden conform Boon/Van Loon. Het hof wijst het beroep van de man op rechtsverwerking af. Hij mag het bedrag van € 2.362 in vijf driemaandelijkse termijnen voldoen. De vrouw had dat aangeboden.
Belang voor de praktijk
Omdat de echtscheiding plaatsvond vóór invoering van de Wet verevening pensioen bij scheiding (Wet VPS) per 1 mei 1995 en deze wet in artikel 12 voorziet in overgangsrecht, is het arrest Boon/Van Loon bepalend voor de wijze waarop het pensioen moet worden gedeeld.
De Hoge Raad bepaalde in Boon/Van Loon dat indien er sprake is van(enige) gemeenschap van goederen, deze pensioenaanspraken tot die gemeenschap behoren en dat de waarde die daaraan kan worden toegekend verrekend dient te worden. Kort gezegd zijn de volgende uitkomsten van het pensioenarrest van belang:
- alle pensioenaanspraken (dus ook de vóór het huwelijk opgebouwde aanspraken en het gehele nabestaandenpensioen) vallen in de gemeenschap van goederen;
- vanwege verknochtheid is toedeling uitsluitend aan de persoon van de rechthebbende mogelijk;
- de andere echtgenoot heeft recht op verrekening van de waarde van de pensioenrechten. Er dient te worden uitgegaan van volledige verrekening, tenzij de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich brengen dat verrekening kan worden gematigd of dat zelfs in het geheel geen vordering wordt toegekend.
Met zijn stelling dat er sprake is van rechtsverwerking doet de man een beroep op de zogeheten 'beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid'. Het feit dat de vrouw pas na 34 jaar pensioendeling vordert, is niet voldoende om te concluderen tot rechtsverwerking.
Op grond van het arrest Hoge Raad 29 september 1995 (NJ 1996, 89) kan een beroep op rechtsverwerking slagen indien er bijzondere omstandigheden zijn:
- waardoor de man er op mocht vertrouwen dat de vrouw haar aandeel niet meer zou opeisen; of
- als gevolg waarvan de positie van de man onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard als de vrouw haar aanspraak alsnog geldend zou maken.
Of een beroep op rechtsverwerking zal slagen, is dus sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval. Meer informatie over de huidige regeling van pensioendeling bij echtscheiding staat op de website van de Rijksoverheid. In september is het voorstel Wet pensioenverdeling bij scheiding 2021 ingediend bij de Tweede Kamer. Eerder is op TaxLive aandacht geweest voor de contouren van dit wetsvoorstel.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden