Zo beleidsarm als het pakket Belastingplan 2018 logischerwijs was, zo bol van beleid staat het vandaag gepresenteerde regeerakkoord van het nieuwe kabinet. Wie tussen de regels doorleest ziet een eerste opstap naar een belastingherziening. Arjo van Eijsden spreekt van enkele fundamentele keuzes en wijzigingen. Edwin Heithuis valt vooral over de nog niet eerder uitgelekte maatregelen in het akkoord. "Het venijn zit ‘m in de staart."
Opmaat naar belastingherziening
Het
nieuwe kabinet wil een aantal fundamentele wijzigingen doorvoeren die kunnen gaan gelden als opstap voor een belastingherziening. Dat zegt Van Eijsden, partner bij EY Belastingadviseurs LLP. "Met een verlaging van de lasten op arbeid en een verhoging van de btw op consumptie en de milieubelasting, begint de schuif van directe naar indirecte belastingen vorm te krijgen. Ook de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek vanaf 2020 in vier stappen van 3% − zodat het aftrektarief in 2023 uitkomt op het voorgestelde eerste schijftarief van 36,93% − is een voorbeeld van belastingherziening als het kabinet hiermee een eerste stap zet naar volledige afschaffing. Van het eerste schijftarief van 36,93% is men nog maar een paar stappen verwijderd van het box 3-tarief van 30%. Een logische vervolgstap zou dan ook zijn de overheveling van de eigen woning met bijbehorende hypotheekschuld van box 1 naar box 3. Dat maakt ook de aangekondigde en overigens zeer geleidelijke afschaffing van de aftrek bij geen of geringe hypotheekschuld (Wet Hillen) begrijpelijk. In box 3 speelt het eigenwoningforfait niet en blijft de woning in box 1 dan is het niet onlogisch dat deze vermogensvorm wordt belast."
Heithuis, hoogleraar fiscale economie aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan BDO, vult aan dat het kabinet de pijn van een versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek verzacht met een daling van het eigenwoningforfait. "En dan de Hillen-aftrek. Deze al uitgelekte maatregel wil het kabinet in maar liefst 30 jaar afbouwen. Waar hebben we het bij deze aftrekpost van maximaal het eigenwoningforfait dan nog over?"
Fundamentele keuzes
De stapsgewijze verlaging van de Vpb-tarieven die in 2021 uitkomen op 16% en 21%, noemt Van Eijsden, gelet op de concurrentiepositie en het door andere landen gemiddeld gehanteerde winsttarief van 21,5%, een terechte fundamentele keuze van het nieuwe kabinet. "Nederland zit straks goed in de middenmoot en wordt met deze tariefsverlaging als aantrekkelijk vestigingsland een stuk concurrerender." Heithuis onderschrijft dit van harte, maar vraagt zich wel af waarom toch alles in stapjes moet gaan, eerst 1% procentpunt in 2019 en dan nog twee stapjes van 1,5 procentpunt elk. "Hiermee werkt het kabinet planning in de hand van het naar voren halen van de kosten naar volgend jaar tegen 25% en het zoveel mogelijk vooruitschuiven van winsten naar het 21%-tarief in 2021."
Ook de afschaffing van de dividendbelasting in 2019, waar eigenlijk al jaren om wordt gevraagd, is een fundamentele stap. Van Eijsden wijst op de uitzondering. "Er komt een bronheffing op dividenden in misbruiksituaties en naar laagbelastende landen (low tax jurisdictions). Maar wat verstaat het nieuwe kabinet onder misbruik en geldt die bronheffing straks voor actieve ondernemingen of enkel voor passieve entiteiten gevestigd in zo'n low tax jurisdiction? Die vraag geldt ook voor de invoering van een bronbelasting op rente en royalty's op uitgaande financiële stromen naar laagbelastende landen. Hiermee neemt het nieuwe kabinet gedeeltelijk afscheid van dat wat is bestempeld als een van de kroonjuwelen (geen bronheffing op rente en royalty's) van het Nederlandse belastingstelsel. Deze fundamentele keuze is ingegeven om brievenbusconstructies tegen te gaan en is vanuit die gedachte begrijpelijk. Ik ben overigens heel benieuwd hoe deze bronheffing verder wordt vormgegeven. Dat zal voor een groot deel bepalen hoeveel (negatieve) invloed deze maatregel heeft op het vestigingsklimaat."
Blij met een dode mus
"Met de eyecatcher dat de dividendbelasting wordt afgeschaft maakt het nieuwe kabinet de praktijk blij met een dode mus," vindt Heithuis. "De enige groep die hiervan gaan profiteren zijn de natuurlijke personen, zoals ab-houders en de buitenlandse box 3-beleggers. Voor de Vpb-praktijk verandert er in wezen niets. Bovendien houd ik mijn hart vast voor de vormgeving van een bronheffing op rente en royalty's. Ontgaansstructuren, bijvoorbeeld door het tussenschuiven van een bedrijfsonderdeel in Luxemburg, liggen op de loer. De vormgeving wordt dan ook nog een hele technische exercitie. Die maatregel is bedoeld om brievenbusmaatschappijen tegen te gaan. Ik ben benieuwd naar de afbakening van dit begrip, dat zal nog een hele toer worden." Ook Van Eijsden vraagt zich af of er nog aangescherpte substance-eisen komen, nu het kabinet bedrijven wil weren die Nederland alleen als postbus gebruiken.
Vragen
Dat is niet de enige vraag die Van Eijsden in dit verband heeft. "Het kabinet wil een zwarte lijst opstellen van niet-coöperatieve jurisdicties op belastinggebied. Nu is de Europese Commissie ook al met zo'n lijst bezig. Doelt het nieuwe kabinet nu op die lijst, of krijgt Nederland straks een afzonderlijke zwarte lijst? En hoe zit het met de verplichting voor multinationals om per EU-land en per land op de zwarte lijst te rapporteren over hun activiteiten, die het nieuwe kabinet wil invoeren? Ik krijg de indruk dat men hier doelt op publieke country-by-country reporting. Maar stelt het nieuwe kabinet hier een ‘Alleingang' voor of zegt het kabinet hiermee voorstander te zijn van een reeds in een conceptrichtlijn opgenomen soortgelijk EU-voorstel?"
Box 3
Zowel Heithuis als Van Eijsden zijn blij dat het kabinet voor het box 3-rendement over het spaargedeelte gebruik gaat maken van nog actuelere cijfers. Heithuis: "Voor de gemiddelde spaarrente gaat men anderhalf tot een halfjaar terugkijken in plaats van, zoals nu, een vijfjaarsgemiddelde, en dat is een flinke vooruitgang. Dat maakt het forfaitaire rendement in elk geval actueler. Dat het nieuwe kabinet het heffingsvrij vermogen met € 5.000 per persoon gaat verhogen is natuurlijk nauwelijks nieuwswaardig. Dit scheelt maximaal € 60 per jaar, een peanut."
Het kabinet wil nog in de komende kabinetsperiode een stelsel van vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement gaan uitwerken. Van Eijsden is geen voorstander van een box 3-heffing op basis van werkelijke rendementen. "De huidige box 3 voorziet in een eenvoudige manier van belastingheffing op vermogen. Dit omgooien naar een stelsel zoals het oude Wet IB 1964-systeem van een belasting op inkomsten uit vermogen, daar zie ik geen verbetering in. Box 3 wordt zo alleen maar complexer en misbruikgevoeliger. Het voor de rendementspercentages steeds nauwkeuriger aansluiten bij de werkelijke rendementen is wat mij betreft een betere optie dan een volledige stelselwijziging."
Venijnige staart
Het venijn van dit regeerakkoord zit voor Heithuis in de niet eerder uitgelekte maatregelen. Hij noemt bijvoorbeeld het niet meer toestaan van directe beleggingen in vastgoed door fiscale beleggingsinstellingen vanwege de afschaffing van de dividendbelasting. "Deze maatregel zal voor de vastgoedpraktijk inslaan als een bom, want er zijn nogal wat vastgoed-FBI's. Of wat te denken van de beperking van de voorwaartse verliesverrekening (carry forward) in de vennootschapsbelasting van negen naar zes jaar. Het nieuwe kabinet vergroot hiermee alleen nog maar het verschil tussen IB-ondernemers en Vpb-ondernemers. Ik vraag mij ook af wat deze verliesverrekeningsbeperking betekent voor het verlies uit aanmerkelijk belang, want de termijnen voor verliesverrekening hiervoor zijn nu gelijk aan de Vpb-termijnen. Gaat de carry-forwardtermijn van het ab-verlies dan ook naar zes jaar?"
Ook Van Eijsden reageert verbaasd op de carry forward-beperking. "Vanwege de totaalwinstgedachte waaruit verliezen onbeperkt verrekenbaar zijn, heb ik moeite met deze stap van het nieuwe kabinet. De voorwaartse verliesverrekening van maximaal negen jaar zet al een knip in deze totaalwinstgedachte. Dit terugbrengen naar zes jaar hakt er helemaal in."
Merkwaardig is ook de verdere beperking in de Vpb van de afschrijving van gebouwen in eigen gebruik. Vpb-ondernemers mogen vanaf 2019 een gebouw in eigen gebruik niet langer afschrijven tot 50% van de WOZ-waarde maar tot maximaal 100% van de WOZ-waarde. "Een afschrijvingsbeperking voor gebouwen is al fundamenteel in strijd met het principe van afschrijvingen, maar dit maakt het alleen nog maar erger. Bovendien is er geen enkele onderbouwing voor deze verdere beperking, als wellicht puur een dekkingskwestie. En voor IB-ondernemers geldt dat dus niet, ook al zo'n raar verschil."
In het licht van ‘venijnig' wijst Van Eijsden ook nog op het effectieve tarief van de innovatiebox dat van 5% naar 7% gaat. "Hoe je het ook wendt of keert, maakt deze maatregel Research & Development in Nederland minder aantrekkelijk. Het goede nieuws is dat het nieuwe kabinet de innovatiebox wel in stand houdt." Heithuis: "En door de verlaging van het algemene Vpb-tarief naar 21%, wordt het fiscale voordeel van de innovatiebox 6 procentpunt kleiner, namelijk nog maar 14 procentpunt tegenover 20 procentpunt nu."
Evenzo opvallend is dat het kabinet niet alleen de aftrek van hypotheekrente in stappen van 3% afbouwt tot aan een aftrek in de eerste schijftarief van 36,93%, maar dat dit zelfde systeem gaat gelden voor alle aftrekposten. Daarbij is de zelfstandigenaftrek voor IB-ondernemers genoemd, maar wat het kabinet precies verstaat onder ‘alle aftrekposten' is volstrekt onduidelijk. Heithuis vraagt zich af of het kabinet ook doelt op de MKB-winstvrijstelling en op de persoonsgebonden aftrek, zoals de giftenaftrek en de aftrek voor specifieke zorgkosten. Het regeerakkoord is daar vaag over.
Earningsstripping-maatregel
Met de invoer van een generieke renteaftrekbeperking in de vorm van een earningsstripping-maatregel hakt het kabinet knopen door. Van Eijsden: "Met een drempel van € 1 miljoen rente en geen groepsescape wordt een strikte versie van deze ATAD1-maatregel in de vennootschapsbelasting ingevoerd. Dat past in het geschetste beeld van enerzijds verlagen van de Vpb-tarieven en anderzijds verbreden van de heffingsgrondslag. Met de aankondiging dat enkele specifieke renteaftrekbeperkingen worden afgeschaft doelt het kabinet waarschijnlijk op artikel 13l en artikel 15ad Wet Vpb 1969, aangezien deze in lijn liggen van de earningsstripping-maatregel. De specifieke renteaftrekbeperking gericht tegen winstdrainage (artikel 10a Wet Vpb 1969) blijft intact en ook dat is te begrijpen aangezien dit een geheel andersoortige maatregel is.
Volgens Heithuis is het goed dat er eindelijk keuzes voor de earningsstripping-maatregel worden gemaakt, aangezien Nederland deze op grond van ATAD1 verplicht is in te voeren. Wel waarschuwt hij het mkb om attent te zijn op deze maatregel want het mkb komt, zeker als de rente straks gaat stijgen, door de drempel van € 1 miljoen zeker ook binnen het bereik van deze maatregel.
Ernstige kwestie van formaat
Een ernstige kwestie van formaat. Zo typeert Heithuis de niet eerder uitgelekte verhoging van het box 2-tarief van 25% naar 27,3% in 2020 en 28,5% vanaf 2021. "Het nieuwe kabinet voert deze verhoging in omdat anders door de Vpb-tariefsverlaging het globale evenwicht zou zijn verstoord. Dit is onnodig, want van een verstoring van het globale evenwicht, zoals dat er nu is, is helemaal geen sprake, nu ook het toptarief in de IB omlaag gaat naar 49,5%. Men heeft bij deze correctie kennelijk niet meegewogen dat ook het algemene IB-tarief omlaag gaat. Nu komt het cumulatieve tarief ab+ Vpb uit op zo'n 43,5% (uitgaande van een Vpb-tarief van 25% en een ab-tarief van 25%). Dat is een verschil van 8,5 procentpunt met het huidige IB-toptarief van 52%. Bij een gelijkblijvend ab-tarief van 25% en een verlaagd Vpb-tarief van 21%, komt het cumulatieve tarief straks uit op zo'n 41%. Dat is met het nieuwe IB-toptarief van 49,5% nog steeds een verschil van 8,5 procentpunt. Het globale evenwicht is dus niet verstoord, althans niet erger dan nu, als het ab-tarief gehandhaafd blijft op 25%."
"Ik voorzie bovendien overgangsproblemen als het nieuwe kabinet deze verhoging van het box 2-tarief doorzet", vervolgt Heithuis. "Denk bijvoorbeeld aan de huidige winstreserves op de balans. Hierop heeft ooit 25% Vpb gedrukt. Gaat daar straks een ab-tarief van 28,5% overheen, dan belast je dus teveel."
"En kijken we naar de vergelijking met de IB-ondernemer, dan betaalt de ab-houder straks meer, want het toptarief voor de IB-ondernemer, inclusief de MKB-winstvrijstelling, daalt naar 42,5% (tegen 44,5% nu). De ab-houder blijft echter zitten op 43,5%, dus 1 procentpunt meer. Of moeten we hieruit afleiden dat de MKB-winstvrijstelling straks ook maar aftrekbaar is tegen het tarief van de eerste schrijf van 37%?"
Laatste punt van overweging
Tot slot geeft Heithuis nog een laatste punt van overweging. "Het is nog even de vraag hoe de overgang naar een tweeschijvenstelsel voor de inkomstenbelasting uitpakt voor de premies volksverzekeringen. Nu stopt deze premieheffing in de tweede schijf bij een belastbaar inkomen van ongeveer € 34.000. Straks begint de tweede schijf bij een belastbaar inkomen van ongeveer € 68.500, een verdubbeling dus. Als de premies volksverzekeringen over dit hele eerste schijfinkomen worden geheven en dus ook over het inkomen dat nu in de derde schijf valt, en dat ligt, denk ik, wel voor de hand, kunnen die premies dus omlaag."
Bron: Redacteur Marit Muller
5