Dat de schenkingsmaatregel bij bepaalde vermogensverschuivingen binnen de huwelijksgemeenschap niet zal worden opgenomen in de Successiewet is welhaast de fiscale verrassing van het jaar te noemen. Met een aangenomen amendement heeft de Tweede Kamer de maatregel uit de Belastingplannen voor 2018 gehaald. In de praktijk levert dit gemengde gevoelens op. Initiatiefnemer van het amendement en Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) legt uit waarom deze maatregel zoals vormgegeven niet in de wet thuishoort.
Ingewikkeld en overbodig
Enkele weken geleden gaf Reinier Kooiman, werkzaam bij Deloitte Belastingadviseurs en verbonden als docent belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam, het al aan in
een artikel op TaxLive: de schenkingsmaatregel bij huwelijkse voorwaarden is ingewikkeld en overbodig. Het kabinet wilde in de Successiewet vastleggen in welke gevallen het aangaan van een huwelijk, het aangaan of wijzigen van huwelijkse voorwaarden of een notarieel samenlevingscontract met wederzijdse zorgverplichting kan leiden tot verschuldigdheid van schenk- of erfbelasting. De schenkingsmaatregel was onderdeel van het pakket Belastingplan 2018, maar is er inmiddels door de Tweede Kamer met
een amendement uitgehaald.
Verrassend maar terecht
Voor Edwin Heithuis, hoogleraar fiscale economie aan de Universiteit van Amsterdam en verbonden aan BDO, kwam deze actie als een volkomen verrassing. Hij is er echter niet rouwig om. "Doel van het wetsvoorstel was duidelijkheid te scheppen over de vraag wanneer een vermogensverschuiving tussen partners leidt tot heffing van schenk- of erfbelasting. Maar zoals Kooiman al eerder signaleerde, was hierover geen onduidelijkheid, althans niet in de jurisprudentie waaruit klip en klaar blijkt dat er pas bij een voltooide vermogensverschuiving sprake kan zijn van een schenking. Daarbij doet het er niet toe of de huwelijksgemeenschap algeheel of beperkt is. De Belastingdienst heeft zelf de verwarring gesticht met haar standpunt– in het
beleidsbesluit uit 2010 − dat het aangaan van een beperkte huwelijksgemeenschap wel leidt tot een schenking."
Heithuis vindt het overigens jammer dat door het amendement nu niet in de Successiewet zal worden vastgelegd dat een beperkte huwelijksgemeenschap met gelijke delen (50:50) niet tot een schenking leidt. "Die wettelijke vastlegging had de praktijk wel wat rust gegeven. Daarentegen wordt nu ook niet wettelijk vastgelegd dat een ongelijke gemeenschap (minstvermogende verkrijgt door een vermogensverschuiving meer dan 50% van het totale vermogen of de meestvermogende verkrijgt er vermogen bij) leidt tot heffing van schenkbelasting. Belastingplichtigen kunnen daarover, net als nu, gaan procederen. Zou dit in de wet worden vastgelegd, dan heeft procederen erover niet veel zin meer. Hopelijk herziet de staatssecretaris zijn besluit uit 2010 en neemt hij hierin op dat een beperkte gemeenschap met gelijke delen niet leidt tot de heffing van schenkbelasting. Als hij deze ‘safe-harbour' kan garanderen, ben ik er gelukkig mee dat dit wetsvoorstel van de baan is."
"Bovendien was het wetsvoorstel voer voor nieuwe vragen," vervolgt Heithuis. "Wat gebeurt er bijvoorbeeld als men huwelijkse voorwaarden wijzigt naar ongelijke delen en enkele jaren later weer naar gelijke delen? Dan zou er eerst schenkbelasting moeten worden betaald, maar krijg je die dan later weer terug? Dat kan toch niet de bedoeling zijn. Juist om die reden moet je voor de heffing van schenkbelasting aansluiten bij het moment waarop de verrijking definitief is bij het einde van het huwelijk door echtscheiding of overlijden."
Spijtig
Paul Schut, partner bij Schut & Bruggink Estate Planners en freelance docent voor het RB, betreurt het dat de Tweede Kamer het amendement heeft aangenomen, aangezien het voorstel ook goede elementen had, zoals de zekerheid vooraf dat een vermogensverschuiving tot aan 50% niet leidt tot schenkbelasting. "Het voorstel bood ook de zo gewenste helderheid dat een beperkte gemeenschap van één goed, zoals een pand, binnen de 50%-grens geen fiscale problemen oplevert. Dit punt van zekerheid voor de estateplanningspraktijk is nu overboord. Bovendien hadden ook samenwoners van het voorstel kunnen profiteren. De praktijk zal het voorlopig dus nog moeten doen met het beleidsbesluit uit 2010. Het hierin verkondigde standpunt dat een beperkte gemeenschap soms kan leiden tot een schenking, is dreigend genoeg om allerlei gekunstelde oplossingen te bedenken en daar zit eigenlijk niemand op te wachten. Verder blijft het effect van de schenkbelasting op het nieuwe huwelijksvermogensrecht per 1 januari 2018 onduidelijk, nu het voorstel niet langer onderdeel is van het pakket Belastingplan 2018."
Pijnpunten
Schut geeft toe dat het wetsvoorstel ook pijnpunten kende. "Een van die pijnpunten was het meenemen van het pensioenkapitaal in het toetsvermogen, maar dit was al opgelost met een nota van wijziging waarin werd geregeld dat oudedagsvoorzieningen tot het individuele vermogen behoorden. Een probleem vormde nog de uitsluitingsclausule. Vermogen verkregen zonder uitsluiting behoort tot het toetsvermogen en dat kan problematisch zijn voor de 50%-grens. Dit was op te lossen door vast te leggen dat als de ene partner vermogen krachtens uitsluitingsclausule heeft verkregen, de andere partner een gelijk bedrag aan geërfd of geschonken vermogen buiten het toetsvermogen mag houden."
Totstandkoming amendement
Ongeacht voor- en tegenstand heeft de Tweede Kamer met de aanname van het amendement bij het pakket Belastingplan 2018 ervoor gezorgd dat de bepalingen omtrent schenkbelasting bij een vermogensoverdracht bij huwelijk of samenlevingscontract, niet in de Successiewet worden opgenomen. Aan TaxLive legt Omtzigt zijn redenen uit voor het indienen van zijn amendement. "Misbruik daargelaten, zouden ook goedwillende partners die gaan trouwen of een samenlevingscontract afsluiten, onder de voorgestelde wetsartikelen kunnen gaan vallen. Zij zouden dus op hun trouwdag een blauwe envelop krijgen voor de schenkbelasting. Dat is allereerst bezwaarlijk omdat de uitgangspunten gewoon niet kloppen. De Hoge Raad heeft immers geoordeeld dat een huwelijk geen voltooide waardeverschuiving is, terwijl er in het wetsvoorstel vanuit wordt gegaan dat dit wel het geval is. Dan kan de situatie ontstaan dat schenkbelasting wordt geheven, terwijl later blijkt dat er geen vermogensverschuiving heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld omdat de jongste partner (met de grootste gerechtigdheid in het huwelijkse vermogen) als eerste komt te overlijden."
50%-grens
"Mijn andere bezwaar," geeft Omtzigt aan, "was dat er door de in het wetsvoorstel opgenomen formule om te berekenen of partners meer vermogen overhevelen dan bij een 50-50-verdeling, situaties van schenkbelasting ontstaan waarbij absoluut geen sprake is van misbruik. Bovendien klopt die formule niet altijd met hoe partners zelf rekenen. Zo had ik eerder al geconstateerd dat het helemaal niet logisch is om pensioenvermogen in de berekening van het toetsvermogen mee te nemen. Dan kun je namelijk tegen schenkbelasting oplopen als de partner met het minste vermogen meer pensioen heeft opgebouwd, dan de partner met het meeste vermogen. Gelukkig is dit nog met een nota van wijziging hersteld."
Problemen door uitsluitingsclausule
Dat het niet logisch is om schenkingen en erfenissen (zonder uitsluitingsclausule) mee te nemen in de berekening van het toetsvermogen, was een andere constatering van Omtzigt. "Het staat partners vrij om schenkingen en erfenissen privé te houden, dat is zelfs het uitgangspunt van de beperkte gemeenschap van goederen die vanaf 1 januari de standaard wordt. Dan kan het niet zijn dat een partner schenkbelasting verschuldigd is over de helft van zijn eígen ontvangen schenking of erfenis. Dit had kunnen optreden als de ene partner al wel een erfenis heeft gekregen en de ouders van de andere partner nog in leven zijn. Of als de ene partner een erfenis krijgt met uitsluitingsclausule en de andere partner een erfenis zonder uitsluitingsclausule. Omdat er geen voor de Belastingdienst uitvoerbare oplossing bleek te bestaan, heb ik voorgesteld om de maatregel over schenkbelasting rondom het huwelijk en samenwonen uit het wetsvoorstel te halen."
Vrije keuze
Naast fiscaal technische argumenten had Omtzigt nog andere redenen voor het indienen van zijn amendement. "Als trouwen of het afsluiten van een samenlevingscontract kan leiden tot een onrechtvaardige heffing van schenkbelasting, kan dit een rem vormen om naar de notaris te gaan. Ik vind het juist heel belangrijk dat mensen de juridische zaken netjes regelen als zij gaan samenwonen. Samenwonen zonder samenlevingscontract of testament kan hele vervelende gevolgen hebben, bijvoorbeeld als een van beide partners komt te overlijden, en al helemaal als de partners samen kinderen hebben. Als mensen gaan trouwen hebben zij enige vrijheid in de keuze voor een huwelijksgoederenregime. Het is niet aan de overheid om, anders dan in gevallen van misbruik, de keuze voor huwelijkse voorwaarden of een samenlevingscontract af te straffen met een aanslag schenkbelasting."
Rechtvaardige vormgeving
In het amendement verzoekt Omtzigt de regering te bezien hoe de maatregel op een rechtvaardigere manier kan worden vormgegeven door misbruik aan te pakken, maar goedwillende burgers niet te raken. "Het is aan de staatssecretaris te kiezen voor een rechtvaardigere vormgeving van de schenkingsmaatregel. Ik raad hem daarbij aan om in gesprek te gaan met notarissen en fiscale experts, want meerdere organisaties hebben in schriftelijke commentaren aangegeven dat ze nogal verrast waren door de maatregel en graag meegedacht hadden. Wat mij betreft geldt het goedkeurende beleid (tot 50-50 geen schenkbelasting) voor alle belastingplichtigen, maar wordt de anti-misbruikbepaling beter toegespitst op de paar gevallen waarin specifiek op een scheve verdeling van huwelijksvermogen wordt geconstrueerd."
Goedkeurend beleid
Tot slot geeft Omtzigt nog aan wat hij bedoelt met zijn opmerking in het amendement dat goedkeurend beleid over een verdeling van het gezamenlijke vermogen dat de 50-50-grens niet overschrijdt, in een besluit kan worden opgenomen. "De Belastingdienst kan momenteel best streng zijn als het gaat om schenkbelasting in het kader van huwelijk of samenwonen. Het was dus positief dat het wetsvoorstel de duidelijkheid bood dat afspraken over de verdeling van het vermogen die volgens de formule de 50-50-grens niet overschrijden, niet tot schenkbelasting zullen leiden. Met name als partners in koude uitsluiting getrouwd zijn en hun huwelijkse voorwaarden opheffen of wijzigen is deze duidelijkheid heel welkom. Momenteel zijn de regels met betrekking tot de schenkbelasting bij huwen of samenwonen ook niet in de wet opgenomen, maar in een besluit. Ik hoop dan ook dat de staatssecretaris bereid is het goedkeurende deel van het wetsvoorstel op te nemen in het besluit uit 2010, waarnaar ook Heithuis verwijst."
Bron: Redacteur Marit Muller
78