De wetgever van 1886 heeft bepaald dat vermogensdelicten binnen het huwelijk niet vervolgd kunnen worden. Dat is echt niet meer van deze tijd, Suzan van der Aa van Tilburg Law School.
Er is een wetsvoorstel in de maak van Magda Berndsen (D66), Foort van Oosten (VVD) en Jeroen Recourt (PvdA) om het huwelijksvermogensrecht zo te wijzigen, dat bij een scheiding spaargeld en schulden die vóór het huwelijk zijn opgebouwd niet automatisch worden gedeeld, maar bij de oorspronkelijke eigenaar blijven. Ook erfenissen en giften dienen na scheiding buiten de gemeenschap te vallen.
Volgens de initiatiefnemers sluit deze regeling beter aan bij de huidige samenleving en de wensen van echtparen. Bovendien brengt het Nederland op één lijn met buitenlandse huwelijkspraktijken, waar trouwen in gemeenschap van goederen de uitzondering is. "Wij willen dat wat privé is, privé blijft", aldus Berndsen.
Als Berndsen dit serieus meent, zou ze niet alleen moeten kijken naar het huwelijksvermogensrecht, maar ook naar het strafrecht. Nederland kent namelijk – als een van de weinige landen in Europa – een wetsartikel dat bepaalt dat diefstal gepleegd tegen een echtgenoot niet mag worden vervolgd door het Openbaar Ministerie (artikel 316 lid 1 Wetboek van Strafrecht). Ook andere vermogensdelicten – afpersing, verduistering, bedrog, vernieling of beschadiging – kunnen niet voor de rechter worden gebracht als zij binnen het huwelijk zijn gepleegd. Voor geregistreerde partners geldt hetzelfde. Concreet betekent dit dat echtgenoten met lege handen staan wanneer zij slachtoffer worden van een vermogensdelict gepleegd door hun partner: aangifte doen bij de politie heeft geen zin, want het OM mag niet ingrijpen.
Straffeloos schaden
Echtgenoten kunnen dus straffeloos elkaars vermogensrechtelijke belangen schaden, met alle gevolgen van dien. Dit is voor ieder willekeurig slachtoffer vervelend, maar de situatie wordt nog schrijnender wanneer er ook nog eens sprake is van huiselijk geweld binnen het huwelijk. Vermogensdelicten kunnen de financiële zelfredzaamheid van het slachtoffer namelijk dusdanig ondermijnen, dat ze zijn of haar kansen om aan de gewelddadige relatie te ontsnappen verkleinen. Het slachtoffer is financieel afhankelijk geworden van de gewelddadige partner en kan niet meer weg. Dit lijkt in directe tegenspraak met het regeringsbeleid tegen huiselijk geweld en met internationale wetgeving.
De argumenten die ten tijde van de inwerkingtreding van het Wetboek van Strafrecht de vervolgingsuitsluiting rechtvaardigden zijn bovendien grotendeels achterhaald. Het eerste argument verwijst naar de bijzondere vermogensrechtelijke verhouding tussen echtgenoten. Het komt er op neer dat echtgenoten geen goed kunnen stelen, verduisteren of vernielen waar zij mede-eigenaar van zijn. Dit is het geval wanneer er sprake is van een gemeenschap van goederen. Echter, waar in 1886 een huwelijk standaard in gemeenschap van goederen werd gesloten, is dat nu niet langer het geval. Tegenwoordig wordt ongeveer 26 procent van de huwelijken en geregistreerde partnerschappen onder huwelijkse of partnerschapvoorwaarden gesloten.
Daarbij kan er ook zonder huwelijkse voorwaarden sprake zijn van privévermogen van een echtgenoot. Denk aan verknochte goederen – zoals smartengeld of alimentatierechten – en een erfenis of schenking waar een uitsluitingclausule aan verbonden is. Indien het wetsvoorstel van Berndsen en anderen wordt aangenomen nemen dit soort privégoederen en -vermogens alleen maar toe.
Mogelijke verzoening
Het tweede argument is meer moreel: strafvervolging zou de zogenaamde ‘innige betrekking' tussen echtgenoten schaden en een mogelijke verzoening in de weg staan. De diefstal is in de eerste plaats een privéaangelegenheid waar de overheid zich niet mee dient te bemoeien.
Ook dit argument heeft de tand des tijds niet doorstaan. Het traditionele idee dat echtgenoten onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn is achterhaald in een tijdperk waarin echtscheidingen aan de orde van de dag zijn. Bovendien houdt het geen rekening met moderne relatievormen.
Als mensen als echtgenoten samenwonen zonder gehuwd te zijn, dan mag het OM vervolgen. Vervolging is echter verhinderd als echtgenoten niet langer samenleven, terwijl het huwelijk (nog) niet is ontbonden. Met andere woorden: relaties waar mogelijk wel sprake is van een ‘innige betrekking' vallen niet onder de vervolgingsuitzondering, terwijl relaties waarin de liefde is gedoofd nog steeds tegen overheidsbemoeienis worden ‘beschermd'. In het licht van de huidige opvattingen over relaties is dit volstrekt willekeurig.
Om ervoor te zorgen dat wat privé is ook daadwerkelijk privé blijft, moeten vermogensdelicten binnen het huwelijk juist uit de privésfeer worden getrokken en in bepaalde omstandigheden openbaar (kunnen) worden vervolgd. Anno 2013 is de vervolgingsuitsluiting voor vermogensdelicten binnen het huwelijk minstens zo verouderd als trouwen in gemeenschap van goederen.
Hopelijk nemen de initiatiefnemers dit mee in hun wetsvoorstel.
Suzan van der Aa is universitair docent van Tilburg University.
Bron: Tilburg University
349