Hof Den Haag oordeelt dat een voormalig kantoorpand als gevolg van ingrijpende werkzaamheden kwalificeert als woning, waardoor 2% overdrachtsbelasting verschuldigd is.
De zaak (21 september 2018, ECLI:NL:GHDHA:2018:3224) verloopt als volgt. Een man heeft een deel (appartementsrecht) in een kantoorpand gekocht. Bij de verkrijging was het pand gesloopt tot casco. Verder hadden er aan het pand al verschillende bewerkingen plaatsgevonden. Ten slotte had de man een omgevingsvergunning om zijn deel af te bouwen tot woning.
Volgens de belastinginspecteur is de man 6% overdrachtsbelasting verschuldigd, omdat er geen sprake is van een woning. Als er wel sprake is van een woning bedraagt de overdrachtsbelasting 2%.
Het hof constateert dat het gebouw in eerste instantie niet is ontworpen als woning maar door de ingrijpende werkzaamheden is het gebouw naar zijn aard bestemd voor bewoning. Nu er sprake is van de verwerving van een woning bedraagt het tarief van de overdrachtsbelasting 2%.
Belang voor de praktijk
De Hoge Raad heeft in 2017 een aantal belangrijke uitspraken gedaan over het woningbegrip voor de overdrachtsbelasting. De Hoge Raad oordeelde toen dat het de bedoeling van de wetgever is het 2%-tarief te laten gelden voor bouwwerken die naar hun aard bestemd zijn voor bewoning. Daarbij hanteert de Hoge Raad de regel dat een onroerende zaak als woning geldt als deze voor bewoning is ontworpen en gebouwd. Wanneer de aard van een bouwwerk onduidelijk is, kunnen ook eisen of beperkingen die publiekrechtelijke voorschriften op het (gebruik van het) bouwwerk leggen een rol spelen.
Wie dacht dat de discussie over het woningbegrip voor de overdrachtsbelasting met de arresten van de Hoge Raad tot een einde is gekomen, komt bedrogen uit zo blijkt maar weer uit deze procedure. Er is nog steeds volop discussie. Soms is het gelijk aan de Belastingdienst, maar niet altijd.
Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden