Een werkgever kan een bijbetalingsverplichting hebben als een werknemer besluit gebruik te maken van zijn recht op individuele waardeoverdracht van pensioen. Voor ‘kleine werkgevers' geldt deze bijbetalingsverplichting onder voorwaarden niet. Onder diezelfde voorwaarden geldt deze vrijlating nu in zijn algemeenheid.

Deze wijziging is opgenomen in Besluit 2 december 2015, Stb. 2015, 469Als een werknemer van werkgever wisselt heeft hij het recht op waardeoverdracht van zijn pensioenaanspraak. Dit volgt uit artikel 71 van de Pensioenwet. Als hij van dit recht gebruikt maakt kan er bij de oude en/of de nieuwe werkgever een bijbetalingsverplichting ontstaan. Deze is dan aan de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een koopsom verschuldigd.
 
Zogenaamde ‘kleine werkgevers' mogen al langer de betaling van deze aanvullende koopsom weigeren. Maar dat mag alleen als (cumulatief) aan twee voorwaarden is voldaan:
  1. De aanvullende koopsom moet dan groter zijn dan € 15.000; én
  2. De aanvullende koopsom moet groter zijn dan 10% van de overdrachtswaarde.

Wat is een kleine werkgever?
Een werkgever is ‘klein' als hij een loonsom heeft die maximaal gelijk is aan 25 keer het gemiddelde premieplichtig loon. In 2016 is het gemiddelde premieplichtig loon € 31.900. Dit betekent dat er sprake is van een kleine werkgever als de loonsom in totaal maximaal € 797.500 bedraagt.

Met ingang van 1 januari 2015 is de zogeheten zesmaandstermijn vervallen. Voorheen moet een verzoek tot waardeoverdracht binnen zes maanden na de aanvang van de pensioenverwerving in de nieuwe regeling plaatsvinden. Nu deze termijn is vervallen kan een deelnemer op elk moment om waardeoverdracht verzoeken. Het aantal verzoeken zal hierdoor toenemen. Werkgevers kunnen hierdoor vaker in de financiële problemen komen. De uitzonderingsregeling is daarom aangepast. Niet alleen kleine werkgevers, maar alle werkgevers mogen de betaling van de aanvullende koopsom weigeren. Aan de genoemde twee voorwaarden moet nog wel steeds zijn voldaan.
 
Bovendien moet het – bij ‘grote werkgevers' – gaan om een werknemer die op of na 1 januari 2015 is gaan deelnemen aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.
 
Deze regeling is terug te vinden in artikel 72a Pensioenwet en nader uitgewerkt in artikel 19b Besluit PW en Wet verplichte BPR.

Belang voor de praktijk

De regeling van waardeoverdracht staat al jaren ter discussie. Met het verdwijnen van eindloonregelingen in het pensioenlandschap is het belang met de jaren afgenomen. De regeling zelf is blijven bestaan. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kondigt een bredere herziening van het systeem van individuele waardeoverdracht aan. Zij streeft ernaar hierover in het eerste kwartaal van 2016 een brief naar de Tweede Kamer te sturen.
 
Het belang van waardeoverdracht mag dan zijn afgenomen, er kunnen nog steeds goede redenen zijn om toch de waarde van de pensioenaanspraak over te dragen. Bijvoorbeeld:
  • er is een betere kans op indexatie;
  • er is een (mogelijk) hogere indexatie;
  • er is een betere regeling voor het partnerpensioen;
  • de solvabiliteit/dekkingsgraad van de nieuwe pensioenuitvoerder is beter; en/of
  • de beleggingsperformance van de nieuwe uitvoerder is beter.
Als een werkgever met een beroep op de regeling weigert de bijbetalingskoopsom te betalen, heeft de werknemer twee mogelijkheden.
  1. De werknemer kan genoegen nemen met de overdracht van de reservewaarde.
  2. De werknemer kan (vooralsnog) van waardeoverdracht afzien.
Als de werknemer kiest voor waardeoverdracht dan is de bijbetalingsverplichting van de werkgever definitief van de baan.
 

 

Bron: Fiscaal Juridisch Adviesbureau Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Pensioenen

41

Gerelateerde artikelen