De fiscus gaat in beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in Breda die de vrijstelling voor ondernemingsvermogen ook wil laten gelden voor privévermogen. Dat laat het ministerie van Financiën weten in een nieuwsbericht. Volgens staatssecretaris Weekers houdt de uitspraak van de rechtbank geen stand, zeker nu de Hoge Raad eind vorig jaar de Belastingdienst in het gelijk stelde in een arrest waarbij dezelfde rechtsvraag aan de orde kwam.

Op 13 juli besliste de rechtbank dat de Belastingdienst ongeoorloofd onderscheid maakt tussen privé-en ondernemingsvermogen. Op zich is het niet vreemd of onrechtmatig dat de wetgever dit onderscheid maakt, maar de begunstiging van ondernemingsvermogen gaat veel verder dan ook maar enigszins redelijk is, aldus de rechtbank. Zeker nu de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet met ingang van 2005 alsmaar is verruimd.

Staatssecretaris Weekers van Financiën is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. 'De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet is wat de wetgever betreft expliciet bedoeld voor ondernemers: de bedoeling is immers om bedrijfsopvolgingen fiscaal zo soepel mogelijk te laten verlopen. Vooral familiebedrijven maken gebruik van deze regeling waarmee de heffing van erf- en schenkbelasting wordt beperkt'.

'Volgens de rechtbank in Breda zou de vrijstelling voor ondernemingsvermogen ook moeten gelden voor privévermogen. Andere rechters waaronder de Hoge Raad stelden de Belastingdienst eerder in het gelijk. Zo oordeelde het gerechtshof in Arnhem dat de vrijstelling voor ondernemers niet kon worden toegepast in andere situaties en wees de claim van onaanvaardbare discriminatie af. De Hoge Raad bevestigde deze uitspraak van het gerechtshof'.

Weekers ziet de uitkomst van eventuele procedures dan ook met vertrouwen tegemoet. Dit laat hij weten in een brief aan de Tweede Kamer waarin hij vragen beantwoordt van Tweede Kamerlid Omtzigt over de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet 1956. Gezien het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad zal de uitspraak van rechtbank Breda geen stand houden en is de wet niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Weekers is dan ook niet van plan de bedrijfsopvolgingsregeling nu al aan te passen. Mocht de Hoge Raad de uitspraak van de rechtbank toch bevestigen, dan zal hij zich alsnog bezinnen op een adequate aanpassing van de Successiewet 1956.

Het staat ondertussen verkrijgers van niet-ondernemingsvermogen vrij om met een beroep op de uitspraak van rechtbank Breda, bezwaar te maken tegen aanslagen schenk-of erfbelasting. Dat kan echter lang niet in alle gevallen.

Een verkrijger die meent in aanmerking te komen voor de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet dient dit tot uitdrukking te brengen in zijn aangifte dan wel, indien reeds een aanslag is opgelegd die nog niet onherroepelijk vaststaat, een bezwaarschrift in te dienen. Bezwaarschriften tegen aanslagen die al onherroepelijk vaststaan, zullen niet-ontvankelijk worden verklaard. Een beroep op de bedrijfsopvolgingsregeling in gevallen waarin al aangifte is gedaan, maar de aanslag nog niet is opgelegd, dient in de vorm van een aanvulling op de aangifte te worden gedaan.

Bron: Redactie TaxLive

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

0

Gerelateerde artikelen