De Hoge Raad oordeelt dat het niet duidelijk is of een man er bij een wijziging van de huwelijkse voorwaarden op mocht vertrouwen dat zijn partner instemt met voor haar nadelige gevolgen en verwijst de zaak terug voor nader onderzoek.

De zaak (2 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:165, uitspraak in eerdere aanleg Hof Arnhem-Leeuwarden 21 juli 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:6318) verloopt als volgt. Een man en een vrouw zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden. Tijdens het huwelijk worden bij notariële akte de huwelijkse voorwaarden twee keer gewijzigd, in 2009 en in 2016. Door deze wijzigingen vervalt het recht op pensioenverevening en het periodiek verrekenbeding.

Door middel van een vaststellingsovereenkomst wordt bepaald dat de man en de vrouw over en weer niets meer te verrekenen hebben. Er komt wel een finaal verrekenbeding bij echtscheiding voor in de plaats, maar met uitsluiting van vele belangrijke vermogens zoals o.a. goederen die deel uitmaken van het bedrijfs of beroepsvermogen van een echtgenoot en aandelen in (een) besloten vennootschap(pen). In 2017 dient de man een verzoek tot echtscheiding in.

De vrouw is door de wijzigingen fors benadeeld. Het is de vraag of zij goed is voorgelicht door de betrokken notaris en de man er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de wil van de vrouw strookte met haar verklaring. De vrouw verzoekt om vernietiging van de aktes van wijziging die tijdens het huwelijk zijn opgemaakt. Het hof wijst de eis af, maar de Hoge Raad vernietigt de beschikking van het hof en verwijst het geding naar Hof Den Bosch ter verdere behandeling en beslissing. Daarbij valt op dat de Hoge Raad het opleidingsniveau van de vrouw meeneemt in de overwegingen.

Belang voor de praktijk

In een vergelijkbare zaak waarbij er een finaal verrekenbeding bij echtscheiding in de huwelijkse voorwaarden in het geding was, en de onderneming van de man was uitgesloten uit dat verrekenbeding, pakte het niet gunstig uit voor de vrouw. De man had het grootste deel van zijn vermogen opgepot in zijn holding waardoor dit buiten de verrekening bleef. De vrouw doet een verzoek tot vernietiging van deze artikelen en beroept zich achtereenvolgens op dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden.

Rechtbank Midden-Nederland (28 juli 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4053) oordeelt in dit geval dat de vrouw vanwege het hoge opleidingsniveau en haar functie als HR-manager kon weten dat de uitkomst zeer onvoordelig voor haar zou uitpakken.

Bron: Legal & Tax Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Huwelijksvermogensrecht

682

Gerelateerde artikelen