In het licht van het rechtszekerheidsbeginsel levert de onbeperkte navorderingstermijn voor buitenlands vermogen, zoals deze in art. 66, lid 3, Successiewet 1956 is opgenomen, de nodige spanning op. Er is naar de mening van Almut Breuer veel mis met deze regeling, maar wat haar in het bijzonder ergert is het onduidelijke overgangsrecht.
Als gevolg daarvan wordt er nu beleidsmatig over nalatenschappen van vóór 1985 nagevorderd, althans voor zover het niet eerder aangegeven (buitenlandse?) vermogensbestanddelen betreft. Vaak zijn de erfgenamen van toen inmiddels zelf overleden.
De onbeperkte navorderingstermijn voor de vererving van buitenlands vermogen is in werking getreden per 1 januari 2012, zonder overgangsrecht. Op 3 maart 2017 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat noch uit de wettekst, noch uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat per 1 januari 2012 reeds vervallen navorderingstermijnen kunnen worden "heropend" (
ECLI:NL:HR:2017:356). Navordering over nalatenschappen uit de afgelopen eeuw lijkt dus in principe niet meer mogelijk.
Of toch wel? Tot en met 1984 was namelijk wettelijk voorgeschreven dat de navorderingstermijn (toen 5 jaar) pas inging op het moment dat de onjuistheid/onvolledigheid van een eerdere aangifte ter kennis kwam van de inspecteur. Per 1 januari 1985 is die regeling gewijzigd en bepaald dat de termijn ingaat na de dag van de inschrijving van de akte van overlijden. Uit het bijbehorende overgangsrecht blijkt dat dit gold voor overlijdensgevallen ná 1 januari 1985, zodat verervingen van vóór die datum onder de oude regeling bleven vallen (zie ook HR 19 september 1990, ECLI:NL:HR:1990:ZC4393,
BNB 1990/312). Als gevolg hiervan ging de navorderingstermijn voor verervingen van vóór 1985 pas lopen op het moment dat de onjuistheid/onvolledigheid van een eerdere aangifte ter kennis van de inspecteur is gekomen, zie ook Hof Amsterdam, 3 januari 2017,
ECLI:NL:GHAMS:2017:271. Volgens de Belastingdienst is dientengevolge voor verervingen tot 1985 in het geval van nieuwe feiten die de inspecteur nu pas bekend worden de navorderingstermijn nog niet verstreken per 1 januari 2012, zodat thans de onbeperkte navorderingstermijn van toepassing is.
Hof Amsterdam kwam in de genoemde zaak uiteindelijk toch nog tot verjaring, omdat bij de invoering van de verlengde navorderingstermijn van 12 jaar voor in het buitenland aangehouden vermogen per 8 juni 1991 overgangsrecht is opgenomen op basis waarvan de verlengde navorderingstermijn niet geldt in gevallen waarin vóór 8 juni 1991 de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag reeds was vervallen. Het Hof trekt daaruit de conclusie dat in gevallen waarin de bevoegdheid tot navorderen er op 8 juni 1991 nog wel was, de 12-jaarstermijn wel van toepassing werd. In casu – de zaak betrof een vererving uit 1981 – was in 1993 de navorderingstermijn verstreken. De staatssecretaris heeft hiertegen cassatie ingesteld. Kunt u het nog volgen?
Nog gecompliceerder wordt het als wij ook kijken naar verervingen van binnenlands vermogen. Deze worden niet door de wijzigingen van 1991 en 2012 geraakt, zodat de laatstgenoemde overweging van Hof Amsterdam niet speelt. Blijft de oude regeling voor verervingen tot 1985 dan voor altijd gelden, zodat de inspecteur, zodra hij een nieuw feit heeft, alsnog vijf jaar lang kan navorderen?
Drie wijzigingen van de navorderingstermijn (1985, 1991 en 2012) met drie keer ander overgangsrecht en een verschil in behandeling van binnenlands en buitenlands vermogen; dit leidt tot een graad van ingewikkeldheid die bijna niet meer te volgen is. Het rechtszekerheidsbeginsel loopt hierdoor ernstige schade op, mijns inziens zonder toereikende rechtvaardiging. Navordering van erfbelasting over nalatenschappen van vóór 1985 raakt vaak niet meer de "daders" van toen, maar hun kinderen. Als zij zich willen verweren moeten zij de feiten over een vererving van de grootouders aan de ouders, meer dan 30 jaar geleden, boven tafel zien te krijgen. Hoe moeten zij dat doen?
Dus, wetgever, kom met een verjaringsregeling die recht doet aan het rechtszekerheidsbeginsel! Tot die tijd, Belastingdienst, gebruik de aanzienlijke ruimte die de huidige navorderingstermijnen bieden op een verantwoordelijke manier en laat het (verre) verleden rusten!
------------------------------------------------------
1 Volledigheidshalve meld ik dat deze procedure door een collega van mij wordt gevoerd.
16