Robert Hoppenreijs betoogt dat het UBO-register gevuld kan worden met gegevens van de KvK en de Belastingdienst en dat het register beperkt openbaar moet zijn.

Nederland moet op basis van de vierde anti-witwasrichtlijn (‘de Richtlijn') uiterlijk op 26 juni 2017 een UBO-register hebben. In dit UBO-register wordt informatie opgenomen over natuurlijke personen en de aard en omvang van hun belang in een in Nederland opgerichte vennootschap of juridische entiteit dan wel de mate waarin zij hierover zeggenschap uitoefenen.
 
De onlangs gepubliceerde brief1 maakt duidelijk dat het Nederlandse UBO-register voor iedereen toegankelijk wordt, terwijl dit volgens de Richtlijn niet hoeft. Daarbij moeten entiteiten zelf de UBO-gegevens verstrekken. Het recht op privacy heeft zwaar geteld maar wordt in Nederland ondergeschikt gemaakt aan het hogere doel, namelijk het voorkomen van witwassen van geld en terrorismefinanciering.
 
Dat een openbaar Nederlands register niet een gewenste uitkomst is voor UBO's van (familie) bedrijven is wel duidelijk. Voor de gewone burger is het fantastisch om op te zoeken of de ondernemende buren wel zo rijk zijn als zij zich doen voorkomen. Voor journalisten zijn openbare UBO-gegevens bij uitstek geschikt als bron voor spraakmakende publicaties zoals bij de Panama Papers. Maar zal zo'n UBO-register in Nederland op deze manier ook bijdragen aan het hogere doel?
 
Ik vraag het me af. Allereerst hebben ‘‘foutwillende'' UBO's die de Nederlandse publiciteit willen mijden, al enige ‘‘escapes''. Zij kunnen bijvoorbeeld gebruikmaken van landen waar de gegevens van trusts niet geheel openbaar gemaakt hoeven te worden. De downside van deze escape is beperkt: doet zich een ‘‘lek'' voor, dan ligt dezelfde informatie op straat als de informatie die het brede publiek met het openbare UBO-register kan raadplegen. Daarnaast zullen ‘‘foutwillende'' directies niet wakker liggen van de boete voor het niet juist aanleveren van UBO-gegevens. En hoe controleer je dit allemaal? Elke instantie die verplicht is om een gedegen cliënten-'due diligence' te doen, gaat dan mogelijk ten onrechte uit van deze ‘‘schijnzekerheid''. Het gevolg laat zich raden.
 
Ik ben dan ook voorstander van een beperkt toegankelijk register, waarvan de kwaliteit van informatie het hoogst haalbare niveau is met meerdere checks en balances. Vanuit dat gezichtspunt vraag ik me af waarom de Kamer van Koophandel (‘KvK') niet in samenwerking met de Belastingdienst (vandaar KvKB) de verplichte onderdelen van het UBO-register kan vullen? Met een beetje slimme ICT-systemen en enkele extra vragen bij de deponering van de jaarrekening en in de aangiften VPB en IB zijn alle verplichte gegevens voor het UBO-register volgens mij voorhanden. Daarnaast kunnen deze best mogelijke, recente en verifieerbare data ook nog eens enigszins worden gewaarborgd met de reeds beschikbare systemen voor naleving en handhaving bij deze diensten.
 
Over zo'n beperkt openbaar UBO-register zal ongetwijfeld zijn nagedacht, maar ik lees het nergens terug. Ik ben er een voorstander van. Helaas zal ik dan nooit weten of mijn buren echt rijk zijn en zal ik, nieuwsgierig als ik ben, ook de Quote 500 en de Panama Papers blijven volgen, maar zoals een legendarisch voetballer ooit zei ‘‘elk voordeel heb z'n nadeel''.
 
-----------------------------------------
1Brief Minister van Financiën 10 februari 2016, kenmerk 2016-0000010759. Deze brief nemen wij binnenkort op in Vakstudie Nieuws.

 

Informatiesoort: Uitvergroot

Rubriek: Fiscaal ondernemingsrecht

20

Gerelateerde artikelen