Op dinsdag 30 maart 2021 is nummer 15 van Vakstudie Nieuws verschenen. In deze aflevering zijn de volgende belangrijke zaken opgenomen:
- Liechtensteinse Stiftung kwalificeert als APV
De Hoge Raad oordeelt dat het vermogen van R discretionair is en dus een APV is. Aangezien X geen concreet juridisch afdwingbaar recht jegens R heeft, is het vermogen van R niet non-discretionair. (punt 4) - ‘Long stock/short future’-belegger volgens A-G niet gerechtigd tot dividend
A-G Wattel is van mening dat slechts relevant is wie is gerechtigd tot de opbrengst (de dividenden) en niet wie de aandeelhouder is. X bv maakt niet aannemelijk dat zij de rechtstreeks dividendgerechtigde is en dat (dus) de dividenden (en niet iets vervangends of anders) in haar winst zijn begrepen. (punt 6) - Verschil in behandeling vermogenswinst op onroerende zaken door Portugal in strijd met EU-recht
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Portugese regeling voor het belasten van vermogenswinsten in strijd met het EU-recht is. Deze Portugese regeling laat het namelijk van de keuze van de belastingplichtige afhangen welke belastingregeling van toepassing is. (punt 10) - Prejudiciële vragen over aftrekbaarheid niet tijdig in aftrek gebrachte BTW
De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU. De Hoge Raad vraagt of het mogelijk is om BTW die abusievelijk niet tijdig in aftrek is gebracht, alsnog in aftrek kan worden gebracht bij de eerste ingebruikneming. (punt 12) - Geen lagere aansprakelijkheid door verklaring omtrent betalingsgedrag
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat de inlener destijds niet beschikte over de voorbehoudsverklaring van de ontvanger jegens het uitzendbureau zodat zij daar dus ook geen vertrouwen aan kan ontlenen. (punt 17) - Afspraak ziet niet alleen op wijze van waardering, maar ook op hoogte ervan
Hof Amsterdam oordeelt dat de afspraak tussen partijen niet alleen de wijze van waardering betreft maar ook een afspraak is over de hoogte van de WOZ-waarde van het stadion, namelijk € 28 mln. (punt 19). Voor latere jaren moet worden uitgegaan van de bedrijfswaarde en niet van de gecorrigeerde vervangingswaarde. (punt 20)
Producten: Inhoudsopgave V-N
1