Op donderdag 18 oktober is nummer 55 verschenen van Vakstudie Nieuws. In deze aflevering zijn de volgende belangrijke zaken opgenomen:
- Verkoopwinst van in stichting ondergebrachte aandelen niet belastbaar als inkomen uit aanmerkelijk belang
Rechtbank Zeeland-West-Brabant is het niet eens met de inspecteur dat A over het vermogen van Y beschikt als ware het zijn eigen vermogen. De inspecteur maakt namelijk niet aannemelijk dat B een stroman van A is. (punt 3) - Geen afstand van recht om verdeling rendementsgrondslag te wijzigen
De Hoge Raad beslist dat X geen afstand heeft gedaan van haar recht om de verdeling van de rendementsgrondslag te wijzigen. (punt 6) - Dividendbelasting volgens A-G niet discriminerend voor buitenlandse beleggers: prejudiciële vragen niet meer nodig
A-G Wattel adviseert de Hoge Raad om de prejudiciële vragen in te trekken conform het verzoek van het Hof van Justitie EU. In het arrest-Fidelity Funds zijn de vragen van de Hoge Raad volgens de A-G voldoende beantwoord. (punt 10) - Nederland steunt de btw-voorstellen tijdens Ecofinraad
Nederland kan instemmen met het EU-voorstel quick fixes voor de btw. Dit schrijft minister Hoekstra van Financiën in een brief aan de Tweede Kamer met de agenda voor de Ecofinraad van 2 oktober 2018. Het voorstel quick fixes bevat onder meer de wijziging dat het bestemmingslandbeginsel het uitgangspunt is voor het definitieve btw-systeem. Het voorzitterschap streeft naar een akkoord op dit dossier. (punt 12) - Niet suppleren van btw als geen aangiften zijn gedaan is niet beboetbaar
Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de heer X terecht wordt verweten geen suppletie-aangifte over 2011 te hebben gedaan. Deze aldus ‘bewezenverklaarde’ feitelijke gedraging is door art. 10a AWR echter niet beboetbaar gesteld. De beboetbare gedraging is namelijk het niet nakomen
van de informatieverplichting jegens de inspecteur (art. 15 lid 1 Uitv. besl. OB 1968). (punt 17) - Door belastingschuld beperkte draagkracht kan van invloed zijn op strafmaat
De Hoge Raad oordeelt dat de LB-schuld ten onrechte door het hof buiten beschouwing is gelaten bij de bepaling van de proportionaliteit van de boetes. De klaarblijkelijke opvatting van het hof dat belastingschulden nimmer een matigende rol kunnen spelen getuigt in zoverre van een onjuiste
rechtsopvatting. (punt 19)
Producten: Inhoudsopgave V-N
0