Mr. B. Suvaal - Art. 13l en de Wet aanpassing fiscale eenheid – over samenloop, dubbeltellingen, volzinnen en limieten
Het zijn spannende tijden voor art. 13l Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de nog maar driejarige bepaling inzake bovenmatige deelnemingsrente. Wat zullen de gevolgen zijn van het finale OESO-rapport inzake BEPS Actie 4, de door de Europese Commissie in te dienen ‘anti-BEPS-richtlijn', het arrest Groupe Steria? Een stuk concreter zijn de gevolgen van het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale eenheid, dat aan art. 13l lid 4 twee volzinnen toevoegt. De auteur bespreekt deze wijzigingen en concludeert onder andere dat de nieuwe tweede volzin het meest in het oog springende neerwaartse effect op de deelnemingsschuld van een ‘Papillon fiscale eenheid' inderdaad mitigeert. Bij buitenlands belastingplichtigen en de nieuwe derde volzin neemt de complexiteit van het wetsvoorstel hand over hand toe. Deze is voor een belangrijk deel het gevolg van het gebruik van de uitdrukking ‘van overeenkomstige toepassing', waarmee de hete aardappel wordt doorgeschoven naar de uitvoeringspraktijk. De auteur komt ten behoeve van het vervolg van het parlementaire proces tot diverse - idealiter door de staatssecretaris te bevestigen - conclusies en concrete tekstuele aanbevelingen.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Prof. dr. R.P.C. Cornelisse - De moeizame symbiose tussen lucratief belang en aanmerkelijk belang bij emigratie en overlijden
In deze bijdrage zal nader worden ingegaan op de verhouding tussen belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang in het geval sprake is van een door een belastingplichtige middellijk gehouden lucratief belang. In het bijzonder zal daarbij ingegaan worden op de gevolgen die optreden indien de houder van een lucratief belang emigreert dan wel (al dan niet na emigratie) overlijdt. In het kader van deze bijdrage zal met betrekking tot de situaties van emigratie en overlijden uitgegaan worden van de wetgeving na inwerkingtreding van de bepalingen (opgenomen in het voorstel van Wet "Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2016)) die wijziging aanbrengen in het huidige AB-regime. Deze bijdrage is als volgt opgebouwd. In het eerste onderdeel zal in algemene zin ingegaan worden op de verhouding tussen belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden en belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang bij een lucratief belang. In het tweede onderdeel zal het geval van emigratie worden besproken. In het derde onderdeel zal worden stilgestaan bij het overlijden van een belastingplichtige die middellijk een lucratief belang houdt. Ten slotte zal afgesloten met een conclusie.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mr. J.D. Baron - De (on)mogelijkheid van het navorderen over eerder verjaarde jaren
De Belastingdienst tracht door middel van art. 66 lid 3 SW reeds verjaarde gevallen weer in de heffing te betrekken. Gevallen waarbij in het verleden geen aangifte, geen volledige aangifte of een onjuiste aangifte erfbelasting is gedaan met betrekking tot een bestanddeel dat in het buitenland werd/wordt gehouden of is opgekomen. Echter, in deze gevallen was de oorspronkelijke navorderings-/verjaringstermijn van 12 jaar vóór de invoering van art. 66 lid 3 SW per 1 januari 2012 reeds verlopen. Zorgt de onbeperkte navorderingstermijn van art. 66 lid 3 SW er dan toch weer voor dat de inspecteur over deze bestanddelen kan navorderen?
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mevr. bc. A.G.L.H. Gosen - Hybride entiteiten: het vermijden van dubbele (niet-)belasting onder de MD-richtlijn en het OESO-modelverdrag
Verslag van het seminar van de Stichting Europese Fiscale Studies, gehouden op dinsdag 29 september 2015 op de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Rubriek Parlementair
Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Binnenkort in het Weekblad
Recente ontwikkelingen rondom de informatiebeschikking
In dit artikel gaat mr. A.J. Luimes in op de informatiebeschikking van art. 52a AWR. Dit artikel geeft niet alleen een weergave van de wettelijke regeling, maar besteed vooral veel aandacht aan een aantal recent door de Hoge Raad gewezen arresten. Tevens staat dit artikel stil bij een aantal vragen die in de jurisprudentie nog niet (door de Hoge Raad) zijn beantwoord.
Het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel: een update
In de periode 26 juni 2015 tot en met 13 november 2015 heeft de Hoge Raad in een achttal zaken arrest gewezen over het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel. Het verdedigingsbeginsel staat daarmee volop in de belangstelling en belastingplichtigen doen er veelvuldig een beroep op. De zaken Kamino en Datema en Unitrading van het Hof van Justitie liggen nog vers in het geheugen. In dit artikel gaat mevr. mr. drs. A.E. Keulemans in op de recente jurisprudentie van vooral de Hoge Raad inzake het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel. Aan de hand van een stappenplan wordt kort de algemene lijn besproken. Vervolgens wordt de recente jurisprudentie besproken en voor elke stap aangegeven of en zo ja welke nieuwe inzichten deze jurisprudentie biedt.