Op donderdag 9 februari verschijnt nummer 7178. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:
Mr. C.B. Bavinck - De forfaitaire vermogensrendementsheffing (box 3) met ingang van 1 januari 2017 impliceert een progressieve vermogensbelasting
De vermogensrendementsheffing is met ingang van 1 januari 2017 gewijzigd. Het forfaitaire rendement voor spaargelden is verlaagd, maar dat voor de overige beleggingen (aandelen, obligaties en onroerend goed) verhoogd. Niet alleen het te verwachten rendement wordt forfaitair bepaald, maar ook de wijze waarop een belastingplichtige geacht wordt zijn vermogen te beleggen. De wijze waarop de forfaits worden vastgesteld, wordt in dit artikel (kritisch) besproken. Eén van de kritiekpunten is dat het rendement op overige beleggingen, in ieder geval voor de komende jaren, zeer optimistisch wordt berekend. Dat was kennelijk nodig om de wijziging – zonder het tarief te verhogen – budgettair-neutraal te laten verlopen.
Door het samenstel van forfaits en de onmogelijkheid inkomsten uit aandelen en onroerend goed vooraf in te schatten heeft de heffing nog maar weinig elementen van een belastingheffing naar het inkomen. Materieel bezien is sprake van een vermogensbelasting en wel een progressieve vermogensbelasting. De wetgever had er beter aan gedaan daar dan maar eerlijk voor uit te komen. Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Prof. mr. O.C.R. Marres - Deelnemingsrente en (kwalificerende) verkrijgingsprijs (deel I)
Art. 13l Wet VPB 1969 beperkt de aftrek van renten en kosten van deelnemingsschulden. De deelnemingsschuld is kort gezegd het saldo van de verkrijgingsprijzen van deelnemingen en het eigen vermogen. In deze bijdrage gaat de auteur in op de vaststelling van de in aanmerking te nemen verkrijgingsprijs, met name op de bepaling van het deel ervan dat op de voet van het vijfde lid buiten aanmerking kan worden gelaten. De relevante regels in het Besluit aftrekbeperking bovenmatige deelnemingsrente, komen aan de orde in deel II van dit tweeluik. Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mr. A.A. Kop - Zijn indelingsverordeningen nog passende maatregelen?
Omdat het Hof van Justitie in de zaak-Kawasaki Motors Europe NV tot tweemaal toe een indelingsverordening van de Europese Commissie ongeldig verklaart, analyseert de auteur de verordeningen en concludeert dat dit middel beperkter en zorgvuldiger zou moeten worden ingezet om een coherente uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur te blijven waarborgen. Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Mr. L.J.A. Pieterse - Boekbespreking
Een boekbespreking van de ‘Van der Geld-bundel. Opstellen aangeboden aan prof. dr. J.A.G. van der Geld' onder redactie van S.M.H. Dusarduijn, F.J. Elsweier en J.L.M. Gribnau. Uitgegeven door Tilburg University 2016, 281 p. Direct door naar het volledige artikel in Navigator
Rubriek Parlementair
Binnenkort in het Weekblad
Mr. J. Sanders - Tarieftumult ‘geneesmiddelen' dwingt tot herbezinning
Nu de Hoge Raad tandpasta's en zonnebrandmiddelen voor de btw heeft aangemerkt als geneesmiddel, is de verwarring rond het verlaagd tarief op geneesmiddelen compleet. Het arrest zet de deur open voor de toepassing van het verlaagd tarief op andere aan gezondheid gerelateerde producten die geen geneesmiddelen zijn. Mr. J. Sanders licht in deze bijdrage toe dat een ‘recast' van het verlaagd tarief op geneesmiddelen hoognodig is om te zorgen dat alleen de middelen die de wetgever op het oog heeft delen in het verlaagd tarief.
Mr. M.W.C. Soltysik en mr.dr. A.E. Spiessens - De bezwarende titel en onzekere betalingen in de btw
In deze bijdrage wordt door mr. M.W.C. Soltysik en mr.dr. A.E. Spiessens het antwoord behandeld op de vraag in hoeverre de bezwarende titel ontbreekt, als het verschuldigd worden van een betaling afhankelijk is van een bepaald te behalen resultaat. Nadat de Europese jurisprudentie omtrent een bezwarende titel en onzekere betalingen in de btw is behandeld, waaronder het zogenoemde Baštová-arrest (C-432/15), wordt nader ingegaan op enkele veelvoorkomende situaties waarvoor deze Europese jurisprudentie gevolgen zou kunnen hebben, waaronder no-cure-no-pay-prestaties. Verder komt aan de orde hoe deze Europese jurisprudentie zich verhoudt tot het neutraliteitsbeginsel, de btw als algemene verbruiksbelasting, de economische realiteit en het nuttig effect van de Btw-richtlijn.
2