Op donderdag 12 juli verschijnt nummer 7247. In deze aflevering zijn de volgende bijdragen opgenomen:

Prof. mr. dr. R. Russo - Opbrengst en grensoverschrijding voor de herinvesteringsreserve nu duidelijk?

In deze bijdrage beziet de auteur de recente jurisprudentie op het gebied van de herinvesteringsreserve (HIR). De Hoge Raad is omgegaan en rekent nu ook niet daadwerkelijk genoten opbrengsten als winsten bij onttrekking of als gevolg van prijscorrecties tot reserveerbare opbrengsten voor de HIR. Een uitzondering geldt voor herwaardering op de voet van art. 15ai Wet VPB 1969, naar de mening van de auteur ten onrechte.

Voor de toepassing van de HIR over de grens komt de Hoge Raad tot een evenwichtige oplossing, waarbij heffing over de HIR in Nederland wordt geëffectueerd, in voorkomende gevallen door een fictieve vaste inrichting.

Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. H. de Vries - Voorgenomen verkorting looptijd van de 30%-regeling per 1 januari 2019: overgangsrecht vereist?

Per 1 januari 2019 wordt de maximale looptijd van de 30%-regeling gekort van acht naar vijf jaar. Inzet van het kabinet is dat deze wijziging ook geldt voor werknemers die al gebruik maken van de regeling. Dit artikel geeft het antwoord op de vraag of er voor de huidige gebruikers overgangsrecht moet komen.

Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. drs. J.J.W.M. Koolen - Spoedreparatie of alleen kleine ingrepen nodig voor de fiscale eenheid vennootschapsbelasting

In deze bijdrage analyseert de auteur de gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie EU in zijn arrest-X BV en X NV van 22 februari 2018, ECLI:EU:C:2018:110, voor de fiscale eenheid vennootschapsbelasting. De auteur concludeert dat slechts kleine ingrepen nodig zijn voor de fiscale eenheid om in lijn te zijn met het Europees recht.

De auteur is bovendien van mening dat art. 10a Wet VPB 1969 niet in strijd was en zeker niet in strijd is met het Europees recht.

Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Mr. drs. M.P.A. Spanjers - Prijskaartje afschaffing dividendbelasting hoger dan € 1,4 miljard?

Een reactie op “Kosten afschaffing dividendbelasting: € 1,4 miljard per jaar of toch niet?” van mevr. mr. I.M. de Groot (WFR 2018/110). Met naschrift van mevr. mr. I.M. de Groot.

Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis - Ontgaat Shell inderdaad Nederlandse dividendbelasting?

Een reactie op “Shell en de dividendbelasting” van prof. dr. J.L. van de Streek (WFR 2018/118). Met naschrift van prof. dr. J.L. van de Streek.

Direct door naar het volledige artikel in Navigator

Rubriek Parlementair

Direct door naar het volledige artikel in Navigator


Binnenkort in het Weekblad

Zowaar een discriminatoir onderscheid volgens de belastingkamer van de Hoge Raad maar geen rechtsherstel

In HR 8 december 2017, BNB 2018/90, heeft de belastingkamer van de Hoge Raad voor het eerst sinds augustus 2001 wetgeving in strijd met het verdragsrechtelijke discriminatieverbod bevonden. Het betreft sociale zekerheidswetgeving en de ruime beoordelingsvrijheid voor de wetgever op dit terrein stond aan het aannemen van de verdragsschending niet in de weg. Deze ruime beoordelingsvrijheid komt de wetgever volgens vaste rechtspraak ook toe op fiscaal terrein. De belastingkamer van de Hoge Raad heeft echter nog nooit geconcludeerd dat de wetgever met belastingwetgeving zijn ruime beoordelingsvrijheid heeft overschreden en belastingwetgeving om die reden in strijd met het verdragsrechtelijke discriminatieverbod verklaard. Tegen deze achtergrond zullen mr. R. van der Hulle en mr. drs. R. van der Hulle in deze bijdrage de betekenis van HR 8 december 2017, BNB 2018/90, voor de toetsing van belastingwetgeving aan het verdragsrechtelijke discriminatieverbod nader bezien.

Het beleidsbesluit subjectieve vrijstelling pensioenlichamen

Nederlandse pensioenlichamen zijn onder voorwaarden vrijgesteld van Nederlandse vennootschapsbelasting en gerechtigd tot een teruggave van Nederlandse dividendbelasting. Deze voordelen zijn ook opengesteld voor buitenlandse pensioenlichamen. Om gerechtigd te zijn tot deze voordelen, is van belang dat het buitenlandse pensioenlichaam vergelijkbaar is met een Nederlands pensioenlichaam dat is vrijgesteld van Nederlandse vennootschapsbelasting. In een recent besluit heeft de Staatssecretaris van Financiën aangegeven onder welke voorwaarden dit het geval is. In deze bijdrage onderzoekt mr. M.M.A. van Graafeiland of deze voorwaarden in overeenstemming zijn met Nederlandse wet- en regelgeving. Daarnaast gaat hij in op de vraag wanneer een buitenlands pensioenlichaam naar zijn mening vergelijkbaar geacht moet worden met een Nederlands vrijgesteld pensioenlichaam, waarbij hij tevens rekening houdt met de grenzen die het Europese recht stelt.

Producten: WFR-signaleringen

6