Het Griekse Kapnoviomichanía Karélia AE vervaardigt tabaksproducten, en heeft de status van erkend entrepothouder. Op 9 juni 1994 dient Karélia een uitvoeraangifte in voor een bestelling voor 760 dozen sigaretten van een Bulgaarse onderneming. De sigaretten hebben echter nooit hun bestemming bereikt. Naar aanleiding van een onderzoek, stelt de Griekse douane dat er sprake is geweest van smokkel, en wordt de door Karélia ter dekking van het accijnsbedrag gestelde bankgarantie ingevorderd. Tevens wordt Karélia aansprakelijk gesteld voor de verhoogde heffingen die zijn opgelegd aan de personen die op naam van de Bulgaarse onderneming de bestelling van de sigaretten hebben geplaatst. De Griekse rechter heeft een prejudiciële vraag in deze zaak gesteld.
Advocaat-generaal Bot concludeert dat het EU-recht zich er niet tegen verzet dat de erkende entrepothouder van verzending hoofdelijk aansprakelijk wordt gehouden voor de betaling van de aan de plegers van een smokkel opgelegde douaneboetes. De A-G merkt hierbij nog wel op dat een dergelijke hoofdelijkeaansprakelijkheidsregeling uitdrukkelijk moet zijn neergelegd in de nationale wetgeving, en dat het vermoeden, dat de erkende entrepothouder de goederen in eigendom heeft of daarover kan beschikken, en de plegers van de smokkel optreden als zijn vertegenwoordigers, niet onweerlegbaar is.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Accijns en verbruiksbelastingen
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 23 februari