Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat, gezien het Kerst-arrest van de Hoge Raad, het beroep in cassatie voor de jaren 2015 en 2016 ongegrond is en voor de jaren 2017 en 2018 gegrond. De A-G stelt vervolgens een uitwerking van de gevolgen van het Kerst-arrest voor.

X geeft in zijn IB-aangiften 2015 - 2018 box 1 en box 3-inkomen aan. De inspecteur stelt de belastbare inkomens uit sparen en beleggen vast overeenkomstig de aangiften van X. X is het niet eens met de box 3-heffing. Hij stelt dat deze heffing moeten worden beperkt tot 30% van het in deze jaren daadwerkelijk genoten rendement. Hof Den Haag beslist dat de box 3-heffing in de jaren 2015 en 2016 op stelselniveau in strijd is met art. 1 EP. De box 3-heffing in de jaren 2017 en 2018 is in strijd met het discriminatieverbod van art. 14 EVRM, in verbinding met artikel 1 EP. Er is echter geen reden voor het hof om zelf in te grijpen. X maakt niet aannemelijk dat hij wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last. X gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Niessen concludeert dat, gezien het Kerst-arrest van de Hoge Raad (24 december 2021, nr. 21/01243, V-N 2022/2.3), het beroep in cassatie voor de jaren 2015 en 2016 ongegrond is en voor de jaren 2017 en 2018 gegrond. De A-G stelt vervolgens een uitwerking van de gevolgen van het Kerst-arrest voor. In het Kerst-arrest is beslist dat de vermogensmix, die in 2017 is ingevoerd, in strijd is met het recht op eigendom en het gelijkheidsbeginsel voor belastingplichtigen die als gevolg van dit stelsel worden geconfronteerd met een box 3-heffing hoger dan het werkelijk behaalde rendement. Rechtsherstel moet worden geboden aan belastingplichtigen die aantonen dat het werkelijk door hen in box 3 behaalde rendement duidelijk minder bedraagt dan het volgens de wet becijferde forfaitaire rendement. De feitenrechters zullen een keuze moeten maken uit de verschillende mogelijkheden om rechtsherstel te bieden. Zij moeten dan uitgaan van alle specifieke feiten en omstandigheden van de betreffende zaak. De A-G denkt daarbij in ‘normale gevallen’ aan belastingheffing over het reële rendement (de netto opbrengst van reguliere baten zoals rente, dividend en huur, zonder aftrek van financieringskosten). Partijen kunnen ook tot een vergelijk komen en gezamenlijk het bedrag vaststellen van het werkelijke rendement. De A-G adviseert de Hoge Raad om de zaak voor de jaren 2017 en 2018 te verwijzen.

Lees ook het thema Box 3.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 5.2

Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14

Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 1

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Dossiers: Box 3

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 25 februari

Focus: Focus

Carrousel: Carrousel

69

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen