Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat er sprake is van een onzakelijke lening. X kan de afwaardering van de lening dan niet ten laste van zijn inkomen brengen.

Belanghebbende, X, houdt de helft van de aandelen in A bv. C houdt de andere helft. In 1997 sluit X een rekening-courantovereenkomst met A bv. C en X verstrekken in de loop der jaren meerdere leningen aan A bv. C en A bv stellen hiervoor schriftelijke overeenkomsten op, waarbij A bv zekerheid aan C verstrekt. A bv wordt in 2012 geliquideerd. In zijn IB-aangifte 2010 waardeert X zijn vordering op A bv af met ruim € 400.000. De inspecteur is echter van mening dat er sprake is van een onzakelijke lening.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur aannemelijk maakt dat er sprake is van een onzakelijke lening. Volgens de rechtbank is er, gezien de omvang van het negatieve eigen vermogen en de omstandigheid dat A bv structureel verlies leed, geen zakelijke rente te bepalen waaronder een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest de lening te verstrekken onder overigens dezelfde voorwaarden en omstandigheden. Verder acht de rechtbank van belang dat A bv wel zekerheid aan C had verschaft, waardoor A bv geen zekerheid meer aan X kon verschaffen. Het gelijk is aan de inspecteur. Lees ook het thema over de onzakelijke lening met een overzicht van de belangrijkste jurisprudentie.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 22 oktober

6

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen