De Staatssecretaris van Financiën geeft antwoord op vragen over een brief betreffende de kabinetsreactie op het besluit van de Europese Commissie inzake Starbucks.

De Staatssecretaris van Financiën heeft antwoord gegeven op vragen van de vaste commissie voor Financiën over de brief bevattende de kabinetsreactie op het besluit van de Europese Commissie inzake Starbucks Manufacturing bv. Hij stelt voorop dat het instellen van het beroep bij het Gerecht van de Europese Unie hem beperkt in de mogelijkheden om heel gedetailleerd in te gaan op de standpunten van Nederland en van de Commissie in deze procedure.

De staatssecretaris deelt onder meer mee dat hij het niet eens is met het door de Commissie gehanteerde zakelijkheidsbeginsel. Volgens de Commissie moet een toets aan het zakelijkheidsbeginsel noodzakelijkerwijs deel uitmaken van de beoordeling of er sprake is van een voordeel. Het gaat hier volgens de Commissie niet om het zakelijkheidsbeginsel dat voortvloeit uit art. 9 van het OESO Modelverdrag (OMV), maar om een algemeen beginsel van gelijke fiscale behandeling dat binnen het toepassingsgebied van art. 107 lid 1 VWEU valt. Volgens Nederland bestaat er echter geen Unierechtelijk zakelijkheidsbeginsel dat onderdeel zou uitmaken van de staatssteunbeoordeling. Wat Nederland betreft moet er getoetst worden aan het zakelijkheidsbeginsel van art. 9 van het OMV, zoals verder uitgewerkt in de Nederlandse regelgeving. Nederland heeft deze standpunten nader uitgewerkt en onderbouwd in het verzoekschrift dat ingediend is bij het Gerecht van de Europese Unie.

Verder gaat de staatssecretaris uitgebreid in op het systeem van verrekenprijsmethode waarbij hij de Transfer Pricing Guidelines for Multinational Enterprises and Tax Administrations betrekt.

[Nieuwsbron][Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 5 februari

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen