Hof Amsterdam oordeelt na verwijzing door de Hoge Raad dat de voorbelasting op kosten die samenhangen met fase 1, zijnde het opstarten en voeren van civiele procedures tegen de betreffende bedrijven, niet voor aftrek in aanmerking komt. De voorbelasting op kosten die samenhangen met fase 2, zijnde het streven naar een schikking met een eigen schikkingsvergoeding voor X, komt wél voor aftrek in aanmerking.

Vereniging X behartigt de belangen van effectenbezitters (leden en niet-leden). X voert op eigen initiatief collectieve juridische acties tegen bedrijven die volgens haar schade hebben toegebracht aan de belangen van beleggers. Zo mogelijk treft X schikkingen met de bedrijven, waarbij X voor haarzelf ‘afwikkelingsvergoedingen’ bedingt. Voor de btw is in geschil of X terecht aftrek van voorbelasting claimt met betrekking tot de collectieve juridische acties. Volgens Hof Den Haag streeft X met het initiëren en het voeren van de collectieve juridische acties duurzaam naar opbrengst. De collectieve juridische acties houden rechtstreeks verband met de afwikkeling door X. De Hoge Raad (8 juni 2018, nr. 16/02056, V-N 2018/31.19) oordeelt dat het hof zijn oordeel niet goed heeft gemotiveerd. Uit die feitenvaststelling komt namelijk naar voren dat de afwikkelingsactiviteiten van X plaatsvinden op verzoek van de aangesproken bedrijven en tegen een afzonderlijke vergoeding, hetgeen niet duidt op een rechtstreeks en onmiddellijk verband met collectieve juridische acties. Volgt verwijzing.

Hof Amsterdam oordeelt dat de voorbelasting op kosten die samenhangen met fase 1, zijnde het opstarten en voeren van civiele procedures tegen de betreffende bedrijven, niet voor aftrek in aanmerking komt. Het betalen van de contributie geeft een lid namelijk niet het recht van X te verlangen dat in zijn belang juridische procedures worden gestart tegen bedrijven. Bovendien houdt X zich alleen bezig met de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de beleggers en niet met die van individuele beleggers. De voorbelasting op kosten die samenhangen met fase 2, zijnde het streven naar een schikking met een eigen schikkingsvergoeding voor X, komt wél voor aftrek in aanmerking. Van belang is dat die eigen vergoedingen noodzakelijk zijn om het structurele jaarlijkse gat van € 2.000.000 in de begroting van X te dichten. Het aldus aftrekbare deel is 40% van de in geschil zijnde aftrek. De beroepen van X zijn gegrond.

Lees ook het thema Recht op aftrek van de btw; wanneer en hoeveel?

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Wet op de omzetbelasting 1968 7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 7 juni

22

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen