Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de gemiddelde waarde van drie referentievoertuigen een redelijke benadering van de laagste waarde van een vergelijkbare auto - exclusief schade - is zodat er geen strijd is met het EU-recht.

X doet BPM-aangifte voor een Honda CR-V 1.6D en voldoet € 4429. De aangifte is gebaseerd op een taxatierapport. Bij dat rapport zijn gegevens van drie niet geheel identieke referentieauto's gevoegd, alsmede een schadecalculatie. Op de gemiddelde vraagprijs van deze referentieauto's is door de taxateur nog eens 20% extra aftrek toegepast. Na bezwaar verleent de inspecteur voor de btw-margekwestie een teruggaaf van € 260, maar weigert een bezwaarkostenvergoeding toe te kennen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de gemiddelde waarde van drie referentievoertuigen een redelijke benadering van de laagste waarde van een vergelijkbare auto - exclusief schade - is zodat er geen strijd is met het EU-recht. Met de extra door X toegepaste 20% aftrek voldoet het taxatierapport niet aan de eisen. Het verzoek om een bezwaarkostenvergoeding is terecht afgewezen, aangezien de taxateur al rekening had kunnen houden met de btw-margekwestie (zie HR 27 januari 2017, 15/02273, V-N 2017/7.22). Voor de geëiste rente over de teruggaaf zal X zich eerst tot de ontvanger moeten wenden (zie HR 28 september 2018, 17/01724, V-N 2018/51.18). De hoogte van het griffierecht is voorts niet buitenproportioneel. Bij betalingsonmacht had X kunnen verzoeken om ontheffing van de betaling van het griffierecht, maar dat heeft zij niet gedaan. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 10

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Invordering, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 7 juni

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen