Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de toerekening van rente aan de vaste inrichting, de (samenhangende) waardering van vorderingen en schulden en de vaststelling van onderlinge verrekenprijzen deels onjuist heeft plaatsgevonden.
X bv vormt samen met haar dochtervennootschappen H bv en E bv een fiscale eenheid voor de VPB. X bv participeert, voor 49,5%, als commanditair vennoot in K cv. K cv is naar Nederlands recht transparant. L bv is beherend vennoot van K cv. X bv houdt 50% van de aandelen in L bv. K cv exploiteert een kunstmestfabriek gevestigd in Libië. X bv heeft € 174.701.000 kapitaal en knowhow ingebracht in K cv. X bv heeft hiervoor € 175.000.000 geleend van SA 1. SA 1 is een 100% dochtervennootschap van X bv. In 2012 betaalde X bv € 14.277.000 rente aan SA 1. Ter zake van de toepassing van de objectvrijstelling is in geschil of de toerekening van rente aan A cv juist heeft plaatsgevonden. X bv heeft ultimo 2012 diverse vorderingen en schulden in USD op haar balans. X bv heeft valutatermijncontracten afgesloten ter afdekking van het valutarisico. X bv waardeert de vorderingen en schulden in USD tegen historische kostprijs of lagere bedrijfswaarde. Valutawinsten en -verliezen rekent X bv geheel tot haar belastbare winst.
De inspecteur stelt dat de vorderingen en schulden in samenhang moeten worden gewaardeerd. De met X bv gevoegde dochtermaatschappij E bv produceert product X. Dit product verkoopt E bv aan gelieerde verkooporganisaties. De verkoopprijzen zijn vastgelegd in een Master Agreement en zijn afgeleid van de marktprijzen. E bv opent in 2008 een nieuwe fabriek en kan daardoor meer produceren met als gevolg een surplus van 39% van de totale productie. Dit surplus wordt verkocht, tegen van de in de Master Agreement afwijkende verkoopprijzen, aan een gelieerde vennootschap tegen kostprijs vermeerderd met 5% winstopslag. Dit is vastgelegd in een Supply Agreement. De inspecteur stelt dat het verschil tussen de gehanteerde verkoopprijs in de Supply Agreement en de verkoopprijs voortvloeiende uit de Master Agreement tot de winst van A bv moet worden gerekend. X bv stelt dat de winst te hoog is vastgesteld, omdat de verkoopprijs uit de Master Agreement onjuist is vastgesteld. X bv wenst ter zake af te wijken van de eigen aangifte.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt ten aanzien van de toerekening van de rente en vreemd vermogen aan de vaste inrichting dat de kredietwaardigheid van het hoofdhuis tot uitgangspunt moet worden genomen. Er is afdoende rekening gehouden met het verhoogde risicoprofiel van de vaste inrichting. Het hof corrigeert een de door de rechtbank gemaakte fout. Ten aanzien van het geschil betreffende de samenhangende waardering beoordeelt het hof de waardering per positie en oordeelt dat enkele vorderingen en schulden in samenhang moeten worden gewaardeerd. Ten aanzien van het transferpricinggeschil stelt het hof dat X bv niet aannemelijk heeft gemaakt de winst tot een te hoog bedrag is vastgesteld en dat de in de Master Agreement opgenomen verkoopprijs zakelijk is. Voorts oordeelt het hof dat de X bv niet is geslaagd in de bewijslast dat de in de Supply Agreement opgenomen verkoopprijs zakelijk is. Het hoger beroep van X bv is gegrond.
Lees ook de thema's Fiscale spelregels bij de waardering van voorraad, Fiscale waardering van vorderingen en schulden, Valutaresultaten in de winstsfeer en Verrekenprijsregels.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8b
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 30 mei
Focus: Focus
Carrousel: Carrousel